520
Gouvernementen en commandementen.
In 1660 zag men cle noodzakelijkheid in om de bevoegdheid van de
gouverneurs, van de zelfstandige commandeurs of commandeurs-en-chef
en van de ondergeschikte of subalterne commandeurs nauwkeurig te
omschrijven. Wegens het vasthouden van de bondgenooten aan eigen
inzichten duurde 't acht jaren alvorens de Staten-Generaal gereed kwamen
met de samenstelling van een reglement en nog twee jaren eer Holland
dit goedkeurde; pas in 1671 kon het worden vastgesteld (1).
Het reglement onderscheidde zeven gouvernementen: Sluis, 's-Herto-
genbosch, Breda, Bergen-op-ZoomWillemstad, Wesel en Maastricht.
Heusden, met Crevecoeur en Hemert als onderhoorigheden, vormde tot
1665 een bijzonder gouvernement van Holland. De subalterne comman
deurs van de zeven gouvernementen, met uitzondering van Willemstad
zoomede de commandeurs van Aardenburg, Oostburg, Yzendijke, Philip
pine en Klundert, ontvingen hunne commissies van de Staten-Generaal.
In andere plaatsen, waar zelfstandige commandeurs het bevel voerden,
werd hun de aanstelling van subalterne commandeurs overgelaten. Do
Staten van Holland benoemden de commandeurs van EngelenLillo
fort Erederik Hendrik en de Kruisschans; bovendien als elke souvereine
provincie de commandanten van sterkten op het eigen grondgebied.
Zij machtigden eiken nieuwen gouverneur van 's-Hertogenbosch om
Engelen onder zijn gouvernement te begrijpendienovereenkomstig moest
hij bij aanvaarding der betrekking een afzonderlijken eed aan Holland
afleggen (2). Na het overlijden van Johan Wolfert van Brederode,
gouverneur van 's-Hertogenbosch8 September 1655, vestigde de magistraat
de aandacht van de Staten-Generaal op artikel 84 der capitulatie van
17 September 1629, bepalende, dat de gouverneur iemand moest zijn
uit den Huize van Nassau of van een Nederlandsch geslacht. Gelderland
Friesland en Groningen stemden voor Johan van Wijnbergen, Holland,
Utrecht en Overijssel voor Wigbolt van der Does, heer van Noord wijk;
in Zeeland staakten de stemmen; eerstgenoemde werd Brederode's op
volger (3). De Staten van Friesland en Groningen geraakten na over
lijden in 1658 van Balthasar van Beyma, commandeur van Coevorden
in onmin met het landschap Drente over de benoeming van zijn op
volger. Gedeputeerden van Drente stelden daartoe aan Dirk Alberda.
Friesland kwam in verzet: de provincie had Coevorden „voor een groot
„gedeelte met het bloed ende goed, ja middelen van deselve provintie
„geconquestreert ende tsedert de reductie tot grooten dienst van den
„Staet gemaintineert, het solde dan vremt syn de voorschreve forteresse
„te stellen in handen van den landschap Drenthe". Ditmaal kreeg
(1) Res. s. G. 22 Mei 1668, Res. H. 22 Maart 1670, Res. S. G. 21 Februari 1671, G. P. B,
III 10 dd. 21 Februari 1671. Zie in Deel IV bladz. 336 de opgave der vestingen on hare
onderhoorigheden, volgens hot rapport van 27 Januari 1660.
(2) Ros. H. 24, 25 November 1655, 28 Juli 1659, 8 Juni 1665, 24 September 1670.
(2) Res. S. G. 7, 15, 17, 27 September, Res. H. 17 November 1655.