527
De graafschappen Dingen en Meurs.
Dingen.
De Staten van Overijssel verlangden gekend te worden in de vordering
van graaf Maurits van Bentheim-Tecklenburg, die aanspraak maakte
op het graafschap Dingen, op grond hunner bewering, dat in 1549 de
Prins van Oranje daarmede door keizer Karel Y als heer van Overijssel
was beleend geworden. Hunne Hoog Mogenden trokken zich de zaak
niet aan; sinds in 1659 Be vergeren en eenige andere plaatsen tegen
geldelijke vergoeding aan bisschop Christoffel Bernard van Galen
waren overgedragen, had het graafschap uit een militair oogpunt elk
belang voor hen verloren. Toen de bisschop tegenover de Republiek een
vijandige houding begon aan te nemenwas hij aan den Prins van Oranje
nog twee termijnen en renten schuldig voor de verworven goederen (1).
Sinds 1632 was Rutger van Haersolte tot Haerst en Overveen drost
van stad en graafschap.
Meurs.
Sinds 1623 was het garnizoen der hoofdstad tot een maximum van
500 man door alle oorlogvoerende partijen neutraal verklaard: het laatst
door koning Bodewijk XIV (2).
Commandeurs.
Sinds 1641. Willem Reinier van Cloudt tot Doverhorst tevens drost.
Res. S. G. 22 November 1659. Johan Ryser, plaatsvervangend com
mandeur (3).
Res. S. G. 4 Augustus 1663. Johan Ryser.
Comm. S. G. 6 September 1669. Pieter van Someren van Vrijenes.
De Brandenburg-Cleefsclie steden.
Emmerik (4).
Commandeurs.
Sinds 1646. Joachim van Goltstein.
Comm. S. G. 20 April 1652. Rubbert van Eck.
Comm. S. G. 31 Maart 1667. Hendrik Torck.
In 1666 werd het onderhoorige fort Oranje gesloopt (5).
Gennep.
Commandeurs.
Sinds 1641. Assuerus van den Boetzelaer, heer van Deeuwen.
Comm. R. v. St. 11 November 1661. Otto Gansneb genaamd Tengnagel.
(1) Res. S. G. 6 Maart 1652, 10 December 1654, 25, 29 Mei 1668, 7 September 1669, 27
Juli 1671.
(2) S. G. Lias loopende 1665 dd. 9 November.
Cloudt kon pas in 1662 gedwongen worden om Ri.tsf.r in zijn waardigheid te erkennen
(Res. S. G. 13 Juli 1662). Hij overleed in 1063. Zijn zoon Wirich Adolf Cloudt tot Blom-
mf.rstein volgde hem als drost op.
(4) Zie Aanteekening N° 45.
(5) Res. R. v. St. 3 Januari 1667.