584 Tot 1649 bleef kapitein Herman Keultjes met zijn ruiters en voetvolk de schrik van stroopers en vagebonden in de bovenkwartieren. Zijn hoofddetachement was gevestigd op het Huis Halsaf bij Elten. Jammer genoeg ging deze troep door wanbetaling te niet (1). In de Meierij van 's Hertogenbosch, de drie landen van Overmaze en het markiezaat van Bergen-op-Zoom werden de landdrosten Johan van Ravenswaey, Pieter Everards en "Willem van der Reydt, heer van Bruchem, met de veiligheid van wegen en straten belast. Zij beschikten daartoe over een aantal met bandelierroers (karabijnen), twee pistolen en zijdgeweer gewapende ruiters, benevens over voetvolk: de helft voor zien van vuurroers, de andere helft van springstokken met scherp ijzer, allen van een houwer (2). Op herhaald verzoek der ingezetenen dankten Hunne Hoog Mogenden in 1649 de landdrosten van de Meierij en van Bergen-op-Zoom af, onder voorwaarde dat zij zelf voor de veilig heid zouden zorgdragen. Te nauwernood was zulks geschied, of „de „moorderijen, straetschenderijen ende insolentien tegens predicanten ende „die van de gereformeerde Religie" namen dermate toedat Ravenswaey op nieuw een aanstelling kreeg, volgens welke hij het aantal zijner ondergeschikten mits van de gereformeerde religie zijndenaar behoefte kon bepalen (8). Het voortbestaan der landdrosten van de Meierij en van Overmaze bleek noodzakelijk. AANTEEKENING 4 (bladz. 13). Aan het verbod van dienstneming bij „vreemde Coningen, Princen ende Potentaten" legde men niet te veel moeilijkheden in den weg, omdat de heimelijke wervingen binnenslands konden strekken tot op ruiming onder de talrijke vagebonden en bedelaars. Men duldde echter geenszins, dat wervers de trompet staken of de trom roerden, terwijl de loopplaatsen buiten 's lands grenzen moesten gekozen worden. Onder deze voorwaarden konden Frankrijk, Brandenburg, Hessen en Polen hier te lande wervenhoogstens 300 recruten mochten telkenmale te scheep over het grondgebied van de Republiek naar vreemde havens vervoerd worden (4). Minder inschikkelijk toonde men zich tegenover den voor- (1) Comm. S. G. 14 Maart 1648, Ros. R. v. St. 22 Mei, 19, 20 Juni, 15, 27, 81 Juli, 80 November 16181125 Januari 1649. Zie Deel IV bladz. 306. (2) Comm. S. G. 8, 16, 23 Juli, Res. R. v. St. 22, 25 Juni, 7 Juli, Res. S. G. 27 Juni, 1643. Ravenswaey was oorspronkelük kapitein, Everards provoost-geweldige te Maastricht, Bruchem drost der stad Bergen-op-Zoom. (3) Res. R. v. St. 21 December, Ros. S. G. 12 December 1648, 27 Januari, 12 Februari, 27 November, 28 December 1649. (4) Res. S. G. 29, 30 Januari8, 15 Februari, 27 Mei, 8, 27 Augustus, Res. H. 29, 30 Januari, 5, 6 Augustus 1648, Res. S. G. 27 Mei, 1 2 Juni 1650, G. P. B. II 306 dd. 21 Juli 1648 en 27 Mei 1650, G. P. B. II 295 dd. 30 Juni 1651, G. P. B. II 302 dd. 6 Maart 1653, G. P. B. III 1361 dd. 6 Maart 1653: verbod en plakkaten togen het gaan in vreemde diensten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 554