543 te vorderen had, moest zich met 60.000 tevreden stellen. Daaren tegen besteden Hunne Hoog Mogenden het aandeel ad 120.544 van den over de jaren 16461650 in Brazilië behaalden buit, hetwelk rechtens aan prins Willem II of zijne erfgenamen toekwam, voor betalingen ten behoeve der militie (1). AAÜTEEKENING N° 19 (bladz. 117). Het prinsdom Oranje. Filips Willem volgde in 1584, terwijl hij zich in Spanje bevondzijn vader Willem I VIII van Oranje op als prins van Oranje. De stadhouder of gouverneur Hector de Mirabel heer van Blaconszetelde als heer en meester op het kasteel. Zijn zoon Alexander beschreed sinds 1596 denzelfden weg, waaraan echter 's prinsen raadsman Johan de Knuyt in 1605 een einde maakte. Na overlijden van Filips Willem (1618) benoemde prins Maurits tot gouverneur Emanuel Antony van Portugal, dien hij door zijn broeder Frederik Hendrik te Oranje als zoodanig liet bevestigen (2). De prins van Portugal was slechts gouver neur in naam: inderdaad voerde Joiian de HERTOGE,heer tot Orsmale en Valkenborch, kwartiermeester-generaal van het Staatsolie leger, als luitenant-gouverneur het bewind. Toen 't bleek, dat hij het voorbeeld der Blacons wenschte te volgen, zette Johan de Knuyt hem in 1680 af, op last van prins Frederik Hendrik: tijdens het daarbij ontstane gevecht liet Valckenborch het leven (18 Juni) (3). Op 16 October 1630 aanvaardde Christopher van Dohna het bestuur over het prinsdom. Na zijn overlijden op 1 Juli 1637 voerde zijne we duwe Ursula, zuster van Amalia van Solms, de teugels van het bewind om ze in 1649 aan hun zoon Frederik over te geven. Frederik van Dohna, kolonel van het Geldersche regiment, kreeg herhaaldelijk verlof om in zijn gouvernement te verblijven; in 1659 deed hij afstand van het regiment, doch behield zijne compagnie (3). Sinds 1660 bevond het vorstendom zich in de macht van Lodewijk XIV. Dohna. die meer zijn eigen belangen dan die zijns meesters had voor gestaan, durfde niet naar de Republiek terug te keeren en begaf zich naar Zwitserland, waar hij in 1668 overleed. Koning Lodewijk gaf in 1665 het vorstendom schijnbaar aan zijn wettigen eigenaar terug; op 7 Mei nam Constantijn Huijgens, ridder, heer van Zuylichem.Zelhem, enz., eerste raadsheer van Zijn Hoogheid, het bestuur in naam van prins Willem III over. Hij bevestigde den door den koning benoemden (1) Res. S. G. 18 Maart, Ros. H. 3 Mei, 5 Juni 1655, Res. S. G. 11 Juni 1660. (2) Zie Deel III bladz. 325. (3) Zie Deel IV bladz. 234.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 563