oio van vriendschap voor Holland, gevangen genomen. 13e luitenant der garde Cornelis van Geesdorp ontving de opdracht hem met behulp van een sergeant, een korporaal, twaalf soldaten, twee deurwaarders van den Hove en vier dienaars van justitie af te halen. Om geen ergernis of verzet bij het transport door de stad uit te lokkenverzuimde men den gevangene te boeien en, zooals gebruikelijk, aan twee dienaars vast te ketenen; dezen waren opzettelijk voor deze vernederende taak mede- gekomen die aan soldaten niet mocht opgelegd worden, 't Gelukte aan Mortaigne, met behulp der welgezinde burgerij, voor de tweede maal aan den arm der Nederlandsche gerechtigheid te ontkomenhetgeen aan den luitenant Geesdorp zijn rang kostte. Montaigne ontweek naar Stadente vergeefs drongen de Staten bij den koning van Zweden aan op zijn gevangenneming en opzending naar de Republiekaanzoeken van Zweden om pardon voor Mortaigne werden nog in 1667 afge slagen (1). Na overlijden van prins Willem Frederik van Nassau schonk Utrecht zijn vaan karabiniers aan den lieer van Langerak, wien de Raad van State vergunden rang te houden naar zijne vroegere commissie van 5 Mei 1663 als ritmeester op Holland. Aangezien hij wegens zijn ver banning uit Holland te 's-Gravenhage geen eed aan den Raad kon afleggen, liet hij zulks bij volmacht doen door zijn broeder Karel van den Boetzelaer, heer van Waalsdorp (2). Uit dit voorbeeld blijkt hoe het vonnis van de eene provincie door een andere te niet gedaan en door den Raad van State, ten koste van rechtsgelijkheid in de Republiek werd opgevat. AANTEEKENING N" 21 (bladz. 126). 13e vervanging in 1661 te Rijnberk van Roomsch-Katholieke door Gereformeerde schepenen gaf aanleiding tot het gerucht, dat Maxi- mlliaan Hendrik van Beieren, keurvorst-aartsbisschop van Keulen, het voornemen koesterde om zich door list of geweld van de stad te willen meester maken. Twee compagnieën ruiters en 9 compagnieën infanterie lagen aldaar in garnizoen. De door den commandeur Johan van Wevort in April aangevraagde versterking kwam twee maanden later aan ze bestond uit twee compagnieën te paard en zeven te voet, welke „de noot over sijnde" weder huiswaarts zouden keeren. Wat bij een centraal of eenhoofdig gezag onmogelijk mocht heeten, geschiedde thans wedertrots den „noot" zochten de Staten van Gelderland het vertrek uit Nijmegen van een der vanen te belettenbij de infanterie- (1) Re.s. S. G. 8 April, Res. H. 8, 16 Mei 1664, 26 September 1667. (2) Res. Utrecht 8 November, Res. R. v. St. 28 November 1664. 35 1

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 565