558
Repartitie der 41 compagnieën. Volgens raming. Verlangd bedrag.
Gelderland 2 8.368 6.175—3—5
Holland 28 47.152 64.155— 2—6
Zeeland 6 10.104 10.104
Utrecht 6.415—17—2
Friesland 4 6.736 12.830—11—4
Overijssel 3.928—16—5
Groningen 1 1.684 6.415—17—2
110.025— 8
69.044= 69.044
over 40.981 8.
Dit overschot kon besteed worden aan de lichting gedurende vier
maanden van 640 soldaten ad 4428.160
aanritsgeld ad 20n 12.800
40.960
te repartieeren als volgt
Gelderland 44 soldaten2.816
Holland 266 17.024
Zeeland
Utrecht 100 6.400
Friesland 95 6.080
Overijssel 61 3.904
Groningen 74 4.736
t640 soldaten40.960
AANTEEKENING N" 30 (bladz. 156).
Nadat men in 1665 tot versterking van het leger had besloten, schreven
de Staten-Generaal aan de evangelische cantons Zurich, Bern, Basel,
Schaffhausen, Apenzell, St. Gallen en Muhlhausen dat „Hare Ho. Mo.
„altyt in sonderlinge achtinge hebbende gehadt de wijt beroemde courage
„ende trouwicheyt vande Switsersche Natie", twee regimenten Zwitsers
van 1500 man in dienst wenschten te nemen. De ambassade te Parijs werd
belast met de verdere briefwisseling, tevens om met de aldaar aanwezige
Zwitsersche kolonels in onderhandeling te treden. De evangelische can
tons gaven in Februari 1666 toestemming, terwijl reeds eenige Zwitsers
als Johan Jacob Redinger van Zurich en kolonel May van Bern, hunne
diensten hadden aangeboden. Drie maanden later herhaalden de cantons
hunne bereidwilligheid, waarop de Staten-Generaal hun lieten weten,
dat het antwoord door de vredesonderhandelingen was opgehouden en
zijten gevolge van den inmiddels gesloten vredevan verdere wervingen