557 door kolonel Kirkpatrik voorgezeten krijgsraad. Omdat hij een oom was van Langeeak's echtgenoote Juliana Ferentzverzocht de Rijn- graaf te vergeefs om de berechting aan het Hof van Gelderland op te dragen. De Staten-Generaal bevalen herhaaldelijk de gevangenneming van den gevlochten L anger a k om hem voor den krijgsraad te brengen maar hij hield zich schuil tot deze bij de ontbinding van het veldleger was opgelost. De trompetter ontliep zijn straf niethij werd op 5 December onthoofd (1). De Staten van Holland schonken de compagnie ruiters van den verslagen Eijngraaf aan den zoon van markies d'Estrades (2) beiden waren tevens ritmeester bij het Fransche secours (8). AANTEEKENING N° 35 (bladz. 183). Naar aanleiding der geruchten dat Zweden voornemens was om de Deensche krijgsmacht in Holstein te bestrijdenkreeg kolonel Arent Jurrien van Haersolte in Mei 1666 opdracht om bij de hertogen van BrunswijkLuneburg aan te dringen op de zending van 1000 ruiters en 2000 soldaten naar Holsteinbij zeker artikel van het tractaat van 1665 aan de Republiek overgedaan. Hunne Hoog Mogenden verzochten den Raad van State om 24 compagnieën te paard en 10 te voet voor een expeditie naar Holstein aan te wijzen „tot conservatie ende securiteyt „van des Coninghs van Denemarckens Landen ende Domainen aldaer". Het secours was ingedeeld in vier regimenten cavalerie en een regiment infanterie met vier regimentsstukkenbespannen met zes a acht paarden. De volgende hoofdofficieren waren daarbij ingedeeld de kolonels Johan van Welderen, Frederik Maurits de la Tour d'Auvergne, Maurits van Solms, Jozef van Catzler, de sergeant-majoors Arent van Dorp, Josef Bampfield, Casimir van Stein Callenfels, Adriaan Gustaaf van Flodroff van de cavalerie, kolonel George Johan van Weede van Walenburg, luitenant-kolonel FraJis Christoffel Müntz en sergeant-majoor Louis Wolfert van Dorp van de infanterie. Aan den troep moest vóór den afmarsch het te goed worden uitgekeerd. De marsch zou geschieden over land, doch de wapenen moesten „mits de groote en incommoditeyt van „de lange marsch" op den heen- als terugreis te water worden vervoerd. Gedurende den marsch ontvingen de soldaten „in het lieete weer" daags twee kan bier en twee pond brood, per compagnie twee ossen per week alles „welverstaende voor haer geit". Het regiment van kolonel Van Welüeren nam twee keteltrommen (pauken) medeeen nieuwig heid in het Staatsolie leger; het regiment Auvergne, dat geheel mee ging, behield de eigen standaards, de andere, tijdelijk samengestelde regimenten ontvingen nieuwe standaards en vaandels. (1) Res. S. G. 19 November, Res. II. 10 December 1065Res. S. G. C» Februari 1666. (2) Res. H. 27 NovemberRes. R. v. St. 4 December 1665. (8) Vergelijk Aanteekeningen Nrs 16, 20 en 33.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 577