576 Tout le Monde en zijn vend rig, .die tegen de overgave stemden, be hielden de vrijheid. De krijgsraad te Maastricht veroordeelde de andere kapiteins tot de straffe des doods, de mindere officieren tot lichtere stiaffen. Diie maanden later kregen de kapiteins kwijtschelding der doodstiaf, doch met ontslag uit den dienst, omdat men lien minder schuldig oordeelde dan de gevluchte officieren. Van dezen onderging de kolonel Daniel d'Ossory, ingevolge sententie van den krijgsraad te Bodegraven dd. 22 Augustus, op den 27sten de doodstraf met het zwaard. (Pamfletten 10088—1004610087). De Nederlandsche en de Spaansche officieren te Maastricht namen geen zitting in elkanders krijgs raden. Zulks geschiedde wel te Bodegraven. (Seer. Res. S. Cl. 14 Juni, Kes. 8. G. 12 Juli, 30 Augustus, Res. H. 5 Augustus, verbalen van gedeputeerden te Maastricht dd. 12 Juni, 23 September 1672). AANTEEKENING N° 47 (bladz. 327). Montbasgehuwd met Cornelia, dochter van Hugo de Groot, stond als Eranschman min of meer onder verdenking. In December 1671 waren hem zes weken veilof naar Frankrijk verleend. Doch uit niets blijkt in de geiingste mate eenige trouweloosheid, evenmin gepleegd ver laad aan het Tolhuis. Hij stond terecht voor den hoogen krijgsraad te Bodegraven. Hij kwam daartegen op, beweerende dat de zaak door den Raad van State moest worden uitgemaakt aangezien hij vermeende bij het lol huis „hem punctueel te hebben gedragen, achtervolgens de ordres, „dewelcke hem bij de heeren haar Ho. Mo. gedeputeerden ende gevol machtigden te velde bij geschrifte syn gegeven geweest." De op 23 Juli uitgespioken sententie veroordeelde hem tot cassatie en gevangenschap geduiende vijftien jaien op eigen kosten. Hunne Hoog Mogenden, die de onrechtvaardigheid van dit vonnis inzagen, verzochten den Prins van Oranje om het voorloopig buiten werking te stelling. Montbas bedierf zijn zaak, toen hij op 28 Juli kans zag te ontsnappen. Terstond stelden de Staten-Generaal een som van 3000 op zijn aanhouding; dit bleef zonder uitwerking. Bij nadere sententie van 18 November veroordeelde de kiijgsiaad hem tot de straffe des doods (Res. S. G. 14 December 1671. 21, 29 Juni, 25, 29 Juli 1672, Pamfletten 10504—10506, 10740). Na den vrede van Nijmegen werd van Fransche zijde vruchteloos beproefd om de Republiek tot vernietiging der sententie te bewegen. (Res. S. G. 16, 27 Januari, 3, 6 Maart, 28 Juni 1679). AANTEEKENING N° 4S (bladz. 356). De krijgsraad te Alphen veroordeelde bij vonnis van 10 Januari 1673 Iain p.i Vin vervallen van zijne militaire betrekkingen en tot „eeuwige „gevanchenisse", op grond van artikel LIII van den Artikelbrief op de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 596