577
Discipline Militaire, luidende: „Niemandt sal mede in belegerde plaetse
„van syn Quartier loopen, om appoinctement roepen, ofte daer van
„spreken, onwillich sijn te vechten, ofte te arbeijden, oft heur Quartier
„te bewaren, oft yemand in eeniger wijse van sulcx onlustigh maken,
„ofte in sulcken plaetse yetwes doen, daer door de bescherminge des
„selfs mochte eenichsins verachtert werden, op pene van metter doot
„sonder genade gestraft te werden" welk artikel al heel weinig op de
handeling van Pain et Vin van toepassing was. Prins Willem III,
aan wien het vonnis ter approbatie werd voorgelegdverlangde her
ziening. De krijgsraad vermeerderde het vonnis, bjj uitspraak van 16
Januari, met „het zwaard over het hoofd". Ook hiermede toonde de
Prins zich niet tevreden. In zijn tegenwoordigheid werd het proces
herzien door gecommitteerden van den Hoogen-en van den Provincialen
Raad, die op 20 Januari den beklaagde veroordeelden tot den doodstraf
met het zwaard (Pamflet 10711).
AANTEEKENING N° 49 (bladz. 437) (1).
Bij resolutie van 19 Maart 1672 benoemden de Staten van Zeeland
JOHAN CABELJAU^tot majoor, PlETER JAN DE HüYBERT VAN RENGERSKERKE
Hendrik Bentinck, Willem Steffen de Quadt van Soppenbroek,
Pieter van Reygersberg, burgemeester van Veere, Jacob Rotgans en
Paulus Liens tot ritmeesters. Later weigerden zij de wederoprichting
van de bij de overgave van Nijmegen in krijgsgevangenschap geraakte
compagnie van Quadt en licentieerden in October de compagnie van
Liens, gelijktijdig met drie compagnieën infanterie (Res. Zeel. 4 Augustus
10 October 1672). De Staten kwamen niet tot een besluit ter aanstel
ling van een kolonel, te meer omdat Frederik Magnus van Salm,
Wild- en Rijngraafals kolonel der cavalerie zonder compagnieop hunne
provincie gerepartieerd was. Deze werd als chef van het regiment be
schouwd. Na zijn overlijden volgde hem de door den prins van Oranje
tot kolonel benoemde Johan Theobald Metzger van Weybnom in het
regimentsbevel op.
AANTEEKENING N° 50 (bladz. 478) (2).
De kolonel Johan van Wijnbergen overleed in 1658. Aangezien de
Staten van Overijssel de benoeming van een opvolger langen tijd op
hielden, verdeelde Gelderland de compagnie van den overledene ad 100
hoofden in twee compagnieën van 50 man. De nieuwe kolonelArent
van Haersolte, wiens compagnie 65 man telde, verzocht daarvoor een
37
(1) In do noot verkeerdelijk opgegeven als N° 38.
(2) Ut supra N° 39.