44
burgers zich prins- öf stadhoudersgezind, hetwelk meermalen aanleiding
gaf tot onlusten. Te Vlaardingen werden matrozen „opgetrommelt" namens
den prins van Oranje, omdat anders „het canaille" zich niet liet aanmonsteren.
Ook te Rotterdam, Alkmaar, vooral te Enkhuizen vielen bij de werving-
ongeregeldheden voor. De gewapende burgerij van Texel ontving juichend
den Frieschen stadhouder graaf Willem Frederik met uiting van smaad -
en scheldwoorden tegen de Edel Groot Mogenden. De schutters van
Dordrecht, 's-Gravenhage en Haarlem trokken uit met oranje getooid;
die van 's-Gravenhage schoten op hunne vaandels, omdat 'sprinsen
wapen daarin niet meer voorkwam. Toen de jeugdige Oranje-telg, na de
benoeming door zijn oom Karel II tot ridder van den Kouseband, uit
Breda te 's-Gravenhage terugkwam, trokken de knapen uit het volk op
„informe van compagnienmet vliegende vendels ende trompetten".
Enkhuizen geraakte in oproer. De Staten van Holland gaven bevel
aan de predikanten om de gemeenten tot rust aan te manen, loofden
premiën uit tegen „quaetspreekers en plegers van insolentien" en
aarzelden niet te straffen (1). De provinciën Zeeland, Friesland en
Groningen waren meerendeels stadhoudersgezindzoodat in verband
met de woelingen in Holland, het beleid van een Johan de Witt noodig
was om der anti-stadhouderlijke partij het hoofd niet te doen verliezen.
Zeeland gaf op 28 Juli gevolg aan zijn voornemen van 21 September
ten vorigen jare om in de vergadering der Sta ten-Generaal de benoeming
voor te stellen van een „aensienlyck ende qualiflceert hoofd tot directie
„ende beleijt van de crychssaecken soo te Water als te Landeonder
„den Titul van capiteijn ende admirael generael waertoe te designeren
„den prince van Orangien"; tevens om te letten op een „wel ervaren
„qualiflceert persoon" als tijdelijke plaatsvervanger, te weten graaf
Willem Frederik van Nassau. Friesland en Groningen betuigden in
stemming met het voorstel; Holland verzette zich krachtig daartegen
en verijdelde elke poging om invloed uit te oefenen op de stedelijke
overhedenzoowel van wege Hunne Hoog Mogenden als door de bond-
genooten. In een door de Wltt opgemaakte „Deductie" gaf Holland
verklaring van zijn houding en wist deze te doen zegevieren (2).
In Januari 1654 keerden de extra ordinaris gezantenbehalve de in Enge
land overleden Paulus van der Perre, met de ontworpen vredes-artikelen
terug. Beverningk begaf zich spoedig opnieuw naar Londen „omme
„Sijne Hoocheijt den Heere Protector in deselve syne Protectors digniteyt
„uyt naem ende van wegen haar Hoog Mog. te congratuleren zijne
ambtgenooten zouden volgen om „de articulieren van vrede, unie ende
„confoederatie voleomentlick te adjusteren, teykenen ende sluyten".
(1) Res. H. 23, 26 Juni, 3,5, 12 Juli, 7, 8, 1-1, 15 Augustus, 4, 24 September, Sour,
Res. II. 23, 27 Juni, 1241117 25 Juli. 2 413 September 1653.
(2) Seer. Res. S. G. 28 Juli, Res. H, 2, 7 Augustus 1653.