02 toch „buyten 't ressort van desen Staedt", niet te hinderen of tegen të gaan (1). Graaf Otto van Limburg Stirum nam de werving op zich van een regiment Duitsche ruiters voor Zweden; de kapitein Olof van der Linden trad als majoor in Deenschen dienst (2). De keurvorst van Brandenburg kon op het met de Republiek gesloten verdrag van 5 Augustus 1655 niet bouwen, zoodat hij genoodzaakt was om zich voor of tegen koning Kabel Gustaaf te verklaren: bij het Koningsberger verdrag van 17 Januari 1656 sloot hij zich bij Zweden aan (8). De door keizer Ferdinand III begunstigde Polen waren in opstand gekomen en sloegen het beleg voor Warschauhetwelk door de Zweden bezet was. Koning Karel Gustaaf en de keurvorst ontzetten na een driedaagschen veldslag (28, 29 en 80 Juli) de stad, doch ver mochten geenszins den opstand te dempen. Nog alvorens de keurvorst zich bij Zweden aansloot, had de hertog- paltsgraat Filips Willem, opvolger van zijn in 1658 overleden vader Wolfgang Willem, op 15 December 1654 een verbond bewerkt tusschen de katholieke vorsten aan den Rijn, waarbij de bisschoppen van Bam berg en Munster, de vorsten van Brunswijk en Hessen zich aansloten: zoogenaamd om hunne landen tegen vijandelijke invallen, met name van den prins van Condé, te vrijwaren, inderdaad om met hun leger van 10000 man naar omstandigheden de vanen van den keizer of van Frankrijk te volgen. De met Anna Catharina, zuster van den kinder- loozen Johan Casimir van Polen, gehuwden paltsgraaf dong naar de opvolging van zijn zwager, nog liever, met Frankrijk's hulp, naar den Duitschen keizerskroon; daarbij lag 'tin zijn bedoeling om zich van het Brandenburgsche deel der Gulik-Cleefsche erflanden meester te maken. De Republiek verklaarde in beginsel tot het verbond te willen toetreden doch hield de onderhandelingen slepende ten einde zich pas te verklaren als haar eigen belang zulks zou medebrengen. Zoodoende kon Filips Willem voorloopig niets tegen de Brandenburgsche bezittingen aan den Rijn beginnen (4). De belangen van keurvorst Frederik Willem drongen tot een vriencl- schappelijken omgang met de Republiekin weerwil van zijn gezindheid als oom en voogd van prins Willem III. Holland wilde wegens dit (1) Res. S. G. 28 Januari, Socr. Res. S. G. II Januari, 28 Maart 1656. De kolonel Simon van Bolsey wierf in 1655 en 1657 in het Luiksche (Res. S. G. 4 December 165524 Februari 1657). (2) Res. S. (r. 29 Mei, Res. IJ. 8 Juni, Res. R. v. St. 18 Juni 16oo. Holland licentieorde dc ritmeesters Orro van Limburg Stirum, Wolf Ernst van Ei.ler en Frederik Aumand van Schönbergwegens het zich begeven in vreemden, resp. Zweedschou-, Brandenbuvg- schen- en Jranschen dienst. Ruim vier jaren later herstelde Holland eerstgenoemden weder in zjjn rang van ritmeester (Res. H. 19 December 1659). (3) Res. S. G. 17 Februari 1656. Volgens dit verdrag kreeg de keurvorst Poolsch West- Cruisen in leen van Zweden (4) Res. S. G. 26 Januari, 1 2729 Februari, Seer. Res. S. G. 21 Februari, 10 Juni, Res R. v. St. 24 Februari 1656Res. S. G. 7 November 1657.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 82