65 de hoogte der gebeurtenissen te houden. De Raad van State verkoos echter de 1500 man niet op den vorigen voet aan te wijzenmaar daartoe vijftien tot 100 man versterkte compagnieën te bestemmen. Zonder de bestaande regiments-indeeling te behouden, zou het bevel over die compagnieën gevoerd worden door den kolonel graaf Johan van Hornes, bijgestaan door den luitenant-kolonel Arent van Haer- solte en den majoor Willem van Beveren. Voorts merkte de Raad op, dat door dezen maatregel ruim 2800 man aan de toch reeds zwakke compagnieën en garnizoenen werden onttrokken, zoodat een desgevorderde bijeentrekking van troepen onmogelijk dreigde te worden derhalve tijdelijke versterking der achtergebleven compagnieën een ge biedende eisch mocht heeten (1). De zending der 1500 man ging echter niet door. De Republiek was met Zweden in onderhandeling getreden over de handhaving van het op 1 September 1640 gesloten, in 1645 nader bevestigde tractaat betreffende de vrije vaart in de Oostzee en de Noordzee. Mocht Zweden de toetreding van Frankrijk, Denemarken, Groot-BrittanniëBrandenburg en Dantzig weigeren, dan zou de Repu bliek de stad Dantzig maandelijks met 12.000 rijksdaalders ondersteunen. Bij het 'op 11 September 1656 te Elbing gesloten verdrag gaf Zweden toe. Dantzig verkoos echter, als onderdeel van Polenniet in het tractaat te worden opgenomen en drong bij de Republiek aan op een ondersteuning van soldaten, welke wensch te Amsterdam levendigen steun vond. Het gevolg was, dat de luitenant-admiraal van Wassenaer Obdam op 6 October met 80 van de grootste schepen de terugreis naar het vaderland aan vaardde, den schout-bij nacht Cornelis Tromp met 12 schepen en de landsoldaten ter reede van Dantzig achterlatende. Aangezien Tromp hen niet allen aan boord kon bergen, zetten 278 man met twee luitenants en twee vaandrigs voet aan wal en legden den eed af aan den ma gistraat der stad. Toen Tromp nog dezelfde maand bevel ontving om huiswaarts te keeren, ontscheepten ook de overige soldaten. Zeeland, Friesland en Groningen protesteerden tegen het achterlaten van troepen te Dantzig (2). Aldaar bevonden zich nu ongeveer 1400 Nederlandsche soldaten zonder een enkelen kapitein: de heeren te 's-Gravenhage vonden daarin ver moedelijk niets buitengewoon, aangezien het geheele leger 't wel zonder een veldmaarschalk of kapitein-generaal stelde. De luitenant-admiraal Obdam teekende in zijn journaal aan, dat hij niets van de bedoelingen der Republiek begreep, welke toch volgens kort geleden gesloten trac- taten zoowel met Zweden als met Polen en Dantzig in vriendschap (1) Res. S. G. 31 Juli, 2, 14 Augustus, Seer. Res. S. G. 31 Juli, Res. R. v. St. 1, 5, 6 Augustus, Seer. Res. H. 20 Juni, 10 Augustus 1650. Perceval genoot van Holland een dagelpksche toelage van 25. (2) Seer. Res. S. G. 17 Augustus, 8, 17, 21, 22 September, 2, 23 October, Res. S. G. 24 September, 4, 0,9, 22 October, Res. H. 5 October 1056. Journaal van Obdam. 5 ■-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 85