.67 de kas van den ontvanger-generaal bleek ledig te zijn, hetgeen den Raad van State „seer verlegen" maakte. Betreffende de aan Dantzig toe gezegde maandelijksche subsidie bleef 't bij beloften; de stad kon zelfs hare ten behoeve van 's lands militie gedane voorschotten niet terug krijgen en moest zich tevreden stellen met hoop op bijstand van hare Staatsche gasten, indien de Zweden zich op den Weichsel vertoonden (1). Heyno Meijer was vervangen door Meynard de Perceval. De Staten van Holland schonken hem de compagnie van Pieter de Vlamingh van Outshoorn, die Meijnard's vader Pieter als kapitein der garde was opgevolgd. In plaats van hem het bevel te Dantzig te laten behouden, achtte men zijn overkomst in het vaderland tot het afleggen der ge vorderde eeden van meer belang (2). Pas een paar maanden na zijn vertrek werd de geregelde bevelvoering te Dantzig hervat. Op 20 Juni kwamen aldaar vier kapiteins aanPieter van Wassenaer-Sterrenburg Mathijs Drost, Filips Robert Bloys van Treslong en Thomas van Cassiopijn, vier luitenants en vier vaandrigs, met de bedoeling om den troep in vier deelen te splitsen. De verdeeling geschiedde echter in drieën; het geheel onder Sterrenburg, wiens instructie inhield: hand having eener goede krijgstucht, samenstelling van een krijgsraad, zorg voor de soldij-betaling en het naar huis zenden van „impotenten". die zulks verlangden. De Staten van Friesland hadden zich aanvankelijk, onder bijval van Zeeland en van Groningentegen deze maatregelen gekant, zelfs gedreigd met particuliere terugroeping of ophouden van beta lingen (8). Toen Sterrenburg elk nieuw gevormd onderdeel onder een afzonder lijken kapitein wilde stellen, kwamen de soldaten in verzet en ver klaarden, terwijl hun eigen kapitein zich in het vaderland bevond en zij gedurende den afgeloopen winter in strijd met alle beloften te Dantzig waren gehouden, niet aan een anderen kapitein te willen gehoorzamen. Bij onvoldoende betaling waren enkelen in lompen gehuld; anderen ontbeerden linnengoed; hunne in het vaderland achtergelaten vrouwen en kinderen waren tot den bedelstaf geraakt. Wanbetaling door de rijke, machtige Republiek was hoofdoorzaak van de ellende en ontevredenheid der soldaten. Geen wonder dat de magistraat hun het betrekken van posten niet meer durfde toevertrouwen. De Staten van Zeeland, Fries land en Groningen bleven ernstig tegen den loop der zaken en het ver lengde verblijf der militie te Dantzig protesteeren: zooals Zeeland zich uitte „aldaer tot grooten ondienst ende disrespect van de gemeyne Re- „gieringe gants informelick ende onwettelick gedetineert wordende"; (1) Res. S. G. 9 121G1T26 Maart19 AprilRes. R. v. St. 5 9 Maart ,2,3 Mei 1G57, (2; Res. H. 28 Maart, Res. S. G. 14 April, Res. R. v. St. 21 Juli 1657. (3) Res. Friesl. 21 Maart, Res. R. v. St. 23 April, 8, 12 Mei, 2 Juni, Res. S. G, 8, 22 Mei, 1, G Juni 1G57. Het traktement voor Sterrenburg bedroeg 300 ter maand van 30 dagen (Res. H. 27 April).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 87