69 de stoffelijke belangen zijner onderdanen geheel ondergeschikt maakte aan de kerkelyk-wereldljjke macht, konden niet uitblijven. De eerste aanraking tusschen de Republiek en den bisschop betrof de heerlijkheid Bevergeren. De op het kasteel aldaar als bezetting van het graafschap Lingen verblijfhoudende compagnie infanterie was op 24 Juli 1649 door prins Willem II ontslagen, met uitzondering van den scherp rechter, vier sergeanten van justitie en den schrijver. Zij werden in 1652 door de Republiek teruggeroepennaardien de bisschop ontruiming der heerlijkheid had verzocht en de Staten van Holland „de handt vande „voorsz. saecke" verklaarden te hebben afgetrokken. Met hun vertrek verloor het Huis van Oranje het zichtbare bewijs van souvereiniteit, welke pas op 19 April 1659 wettelijk eindigde, toen de rechten op het slot en vlek Bevergeren, het huis en ambt Cloppenburg, Oyte^ Fries-Oyte, alsmede het Emsland, de Snappe, de Hummerlingh e. a. tegen geldelijke vergoeding aan den bisschop overgingen (1). Van langeren duur waren de geschillen betreffende de aan het geslacht van Limburg Stirum toebehoorende heerlijkheid Borculo. Hoe wel het Rijkskamergericht te Spiers in 1615 de leenroerigheid van Borculo ten voordeele van Gelder en ten nadeele van Munster had beslist, eischte bisschop Christoffel Bernard in 1652 als leenheer te worden erkend. De onderhandelingen der Staten-Generaal met den bisschop ten behoeve van graaf Otto van Limburg Stirum waren bij het uitbreken van den Nederlandsch-Munsterschen oorlog in 1665 nog niet afgeloopen. Voor- loopig achtte men het kasteel door een bezetting van 22, later van 83 sol daten, voldoende „tegens surprinse verseeckert" (2). Gedurende de in het Oosten en de Zuidelijke Nederlanden woedende oorlogen sloten de katholieke vorsten nabij den Rijn de keurvorsten aartsbisschoppen van Keulen, Trier en Maintz, de bisschop van Munster en de hertog van Palts-Nieuw burg op 15 December 1654 te Keulen een „alliancie defensyff": zoogenaamd om hunne landen tegen invallen van vreemd krijgsvolk te vrijwaren, inderdaad om een macht op de been te brengen, welke te gelegener tijd tegen den koning van Zwreden, den keurvorst van Brandenburg of andere protestantsche vorsten zou kunnen optreden. Om de Republiek tot neutraliteit te nopen, zochten zij deze in 1657 tot aansluiting bij hun verbond te bewegen: „wij sijn niet „alleenlick nabuyren, maer oock een volck van gelycke affcomste, van „een Naturel, ende t'samen soeckende den vreede met de goede conse- „quentien van clien. Daer en is tegenwoordich onder ons geene vyant- (1) Nassausche Domeinen Nrs. 561 en 562. Res. S. G. 6, 23 Maart, 8 April, 8, 29 Mei, 15, 24 Juli, 7, 21 Augustus, Res. H. 23, 26, 27 Juli 1652. Zie Deel IV, bladz. 341. (2) Res. S. G. 17, 22 December 1652, 2, 3 Januari, 21, 26 November, 8, 16 December, Res. R. v. St. 2122 Augustus 1653Res. S. G. 30 Maart ,9,14 AprilRes. R. v. St. 13 April 1655, t

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 89