100 tuurlijk niet onverbeterlijk; daarvoor heeft ze niet lang genoeg bestaan; maar ze had ontegenzeggelijk vele goede eigenschappen. De doctrinair en hadden echter weer iets beters op het oog en gaven de voorkeur aan eene soort van „Kriegsakaderaie" of „Hohere. Kriegsschule", zoo als in Pruisen, boven eene speciale opleidingsschool voor den Generalen staf. Ook de bekende kapitein Glasius of gemoedelijke „Hollandsche soldenier", bekend door zijne keurige artikelen in „De Gids" der laatste jaren, drong, in het belang van algemeene hoogere ontwikkeling en vrije studie, op de stichting aan van zulk eene Krijgs- akademie. Nog subliemer moest het worden, toen bij de discussiën over de Wet op het Hooger Onderwijs, de ge neraal Knoop c. s. in een adres aan de T^v eede Ivamei de aandacht vestigde op de wenschelijkheid, het uni versitair onderwijs der toekomst ook krijgskundige vak ken te doen omvatten. Aan dien aandrang heett men niet toegegeven. Zooals Thórbecke in December lS5o in de Tweede Kamer zeide, moet bij eene speciale school alleen dan de gelegenheid, om zich in een wijderen kring van algemeene kennis en beschaving te oe tenen, ergens anders b. v. bij eene hoogeschool worden geopend, wanneer ze bij genoemde inrichting zelve niet in voldoen de mate bestaat. De studie voor den Generalen staf is vakstudie. De opgeheven Stafschool was daarom geene universeelemaar eene speciale school. Zij, die daarbij hunne opleiding heb ben genoten, behoefden hunne meerdere ontwikkeling en beschaving niet aan eene andere inrichting bovendien te gaan zoeken, zooals Thórbecke bedoelde. De Stafschool voldeed dus als alle inrichtingen bij vreemde legers tot opleiding voor den Generalen staf. W anneer andere lan den eeDe lioogere Krijgsakademie of Ecole de guerre hebben, was dit daarom nog niet het bewijs, dat de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 111