no ken. Men leze slechts de aanteekening N°. 37 op den „Max Havelaar' van Multatulials de heer Douwes Dek ker zegt Maatschappelijke toestand van den liplap. „Het is de vraag of Nederland, nu eens zoogenaamd-politisch gespro ken, wijsgeerig en onbekrompen handelen kan? Offi- cieele gelijkstelling van den liplap zou misschien '11 bevol king in 't leven roependie gevaarlijk worden kan voor t nederlandsch gezag. Yan hier dan ook 't aanhoudend geknoei met bepalingen die hoe ook bemanteld geen andere strekking hebben dan om aan 't echt Europeesch element den boventoon te verzekeren. Ik doel hier op devoor zeeroovers niet onaangename afschaffing der Ko loniale Marine. Op 't eindeloos geknutsel men 'n zooge naamd radikaal. Op de instellingen van onderwijs in Nederland, en den daaruit voortvloeienden, door indische ouders al te pijnlijk gevoelden dwang om hun kinderen naar Europa te zenden. Eu eindelijk op 't door dit alles kunstmatig in 't leven gehouden, voor Insulinde zoo hoogst verderfelijk absenteismeJuist, dit is de eisch onzer op immoreele gronden gevestigde overheerschingdat we niet „wijsgeerig en onbekrompen" handelen kunnenzonder ons belang in de waagschaal te stellen. „Das eben ist der Flueh der bösen That, Dass sie fortzeugend Buses muss gebahren." Hoe men nu ook zulk ee:i kunstmatig bestaan, als Indië nog ondervindt onder het bestaande stelsel van „Jan Kompanie", moge vergoelijken, elke Regeering maait vroeg of laat zoo als zij gezaaid heeft. Een stiefmoeder lijk gouvernement over Indië moge uog eenige jaren voortduren, tegen den stroom der meeningen is geene regeering bestand. Reeds is er vooruitgang merkbaar, en moet het Opperbestuur hier en daar toegeven eu voor den drang der omstandigheden zwichten. Kan het hierbij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 121