121
nam dan ook dat de vijandelijkheden, waarvoor onze troe
pen voortdurend op hunne hoede moesten zijn, hoofd
zakelijk slechts gepleegd werden door strijders uit de
kuststaten, die als bezoldigde huurtroepen dienst deden,
en door bendensamengesteld uit allerlei lieden die niets
te verliezen hadden, welke Habieb Abdul Rachmau,
sedert hij naar Groot-Atjeh was teruggekeerd, ten strijde
wist te voeren.
Van lieverlede schijnen ook, behalve Samalangan, alle
kuststaten opgehouden te hebben troepen naar Atjeh te
zenden. Ze hebben trouwens langzamerhand alle het Ne-
derlandsch oppergezag erkend.
In het vorig verslag werd aaugeteekend, dat ter oostkust
nog vijandig gebleven waren: Simpang Olim, Tandjong
Semantoh en Langsar; daarbij had uog kunnen genoemd
worden Modjopahit, dat gerekend werd tot Langsar te
belmoren. Deze vier landschappen zijn sedert alle tot on
derwerping gebracht, de twee eerstgenoemde nog in 1876,
de twee andere later.
Niettegenstaande de zeer gestrenge blokkade, die op
Simpang Olim en Tandjong Semantoh was toegepast, ble
ven de radja's van deze beide landschappen bij voortdu
ring met de grootste hardnekkigheid het Nederlandsch
gezag trotseereu. Om hunnentwil moest ter oostkust steeds
eene aanzienlijke scheepsmacht gestationeerd blijven en
zeer inspannende diensten verrichten, en hunne houding
kon, wanneer zij ongestraft bleef', op dén.duur niet anders
dan ongunstig terugwerken op het ontzag voor het Gou
vernement, dat in de naburige staten door de beleidvolle
handelingen van onze autoriteiten was opgewekt. Geen
wonder dan ook dat herhaaldelijk het denkbeeld ter sprake
kwam, Simpang Olim en Tandjong Semantoh de kracht
onzer wapenen te doen gevoelen; een denkbeeld echter,
welks uitvoering telkens moest vei schoven worden wegens
8