123
Ssten October werd in die rivier (bij de Allor Boetei)
post gevat, maar het weid reeds spoedig duidelijk, dat
de Kertiërs den moed mistenSimpang Olim aan te vallen.
Geen hunner trok de rivier overniettegenstaande den
18den October eene sloepenflotille zich (ter hoogte van de
kampong Sawong) in een vuurgevecht wikkelde met de
versterkingen aan den Simpang-Olimscken oever, om den
overtocht te bevorderen. Onverrichter zake verliet dus de
Tjinrana den 4den November weder de Djamboe-ajer.
Inmiddels was door Toekoe Moe da Angkasa, aan wien
op zijn \eizoek dooi onze autoriteiten wapenen, ammunitie
en betalingsmiddelen waren verstrekt, de strijd tegen
tandjong Semantoh aangevangen, terwijl eene sloepen
flotille op de Arakoendoer-rivier (waar de Boni nog steeds
gestationeerd lag) hem zou ter zijde staan. Den 22sten
October beschoot die flotille eene versterking aan den
rechter oever der rivier (voorbij de Allor Tjidoei), ten
einde s vijands aandacht van de bewegingen van Toekoe
Moeda Angkasa af te leiden. Deze had aanvankelijk
eenigen voorspoed; voorzichtig de sterkste benting in
Merbouw, Kotta Lesong, vermijdende, maakte hij zich
van eenige kleinere bentings meester. Maar weldra bleek
ook hier weder, wat herhaaldelijk ter oostkust (onder
anderen bij de vroegere twisten tusschen Edi en Perlak)
was opgemerkt, dat de Atjehers, onder elkander strijd
voerende, dit doen op eene zeer zonderlinge wijze, weinie-
te rijmen met de heldhaftigheid, die zij tegenover een
Europeeschen vijand altijd hebben weten aan den dag te
leggen. Nauwelijks had zich Toekoe Moeda Angkasa
eenige oogenblikken verwijderd, om te zorgen voor den
aanvoer van rijst, die de sjabandar van Edi verzuimd
tad bij tijds te zendenof er ontstond bij zijne troepen
eene paniek ten gevolge van een paar vijandelijke schoten
in hun rug, en zij verlieten met overhaasting het ver-