134 waren, naar Batavia was opgezonden, had daar belangrijke mededeelingen gedaan, hierop neerkomende, dat zoowel Panglima Polim ais een ander zeer invloedrijk hoofd in de XXII Moekim, Toekok Baïk, verlangden zich te on derwerpen, en, om met onze autoriteiten in aanraking te komen, de hulp hadden ingeroepen van hoofden uit Ma- rassa, maar dat deze laatsten, die in eene bestendiging van den tegenwoordigen staat van zaken hun voordeel zagen, zich er op hadden toegelegd die aanraking niet te doen plaats vinden. Deze mededeelingen mochten niet in den wind geslagen worden, omdat zij zich volkomen aan sloten bij hetgeen uit Singapore en Djohore omtrent de stemming in de XXII Moekim vernomen werden omdat juist stappen tot toenadering waren gedaan bij onze autoriteiten te Pedir. Aldaar werd namelijk van Toean koe Hoessin, een kleinzoon van den Atjehschen sultan Djafar Alam Sjah een brief ontvangenwaarin hij zijne onderwerping aanbood, en tevens verklaarde, door de hoofden der 3 Sagies gemachtigd te zijn tot onder handelingen nopens de beëindiging van den oorlog. Tot eene ontmoeting uitgenoodigdwas Toeankoe Hoessin in Februari te Pedir gekomen, en 11a aldaar met onze autoriteiten gesproken te hebben, was hij in briefwisseling getreden met de hoofden in Groot-Atjeh. Den 7den Maart begaf zich dan de Gouverneur-Generaal, 11a daartoe 's Konings machtiging gevraagd en verkregen te hebben, naar Atjeh, vergezeld van den algemeenen secretaris en een aanzienlijk gevolg, waaronder ook eenige voorname inlandsche hoofden van Batavia. Yoor de reis was een stoomschip van de Xederlandsch-Indische Stoom vaartmaatschappij ingehuurd, dat van Singapore af bege leid werd door Zr. Ms. oorlogschepen Prins Hendrik, Pro moBorneo en Sambas. Met dit eskader kwam de Land voogd den 14den Maart ter reede van Oleh-leh aan. Hij

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 145