136
Atjeh meer gevorderd werd, dat althans het actief verzet
tegen ons gezag sterk afnam en dat invloedrijke hoof
den tot den vrede geneigd waren, maar nog steeds door
wantrouwen of vrees van toenadering werden teruggehou
den.
Lag het in deze omstandigheden voor de hand, dat ver
dere krijgsverrichtingen zooveel mogelijk moesten worden
vermeden, eene vermindering der troepenmacht werd voor
's hands nog niet raadzaam geoordeeld, daar eene krach
tige houding tegenover geïsoleerde aanvallen (zooals die
waaraan Atoa en Beloel nog pas hadden blootgestaan) nood
zakelijk bleef, en daar ook de vereischte strijdkrachten
moesten worden beschikbaar gehouden om die enkele kust
staten, welke zich nog steeds vijandig toonden, tot rede
te brengen. Door den G-ouverneur-Greneraal zijn echter
de noodige beschikkingen genomen tér verzekering, dat
eene inkrimping der militaire en ook van de maritieme
macht in Atjeh niet langer zou blijven uitgesteld dan vol
strekt noodig was.
Sedert het vertrek van den Gouverneur-Generaal uit
Atjeh op 25 Maart is van daar weinig belangrijks
bericht. Nog vóór dat tijdstip had de adsistent-resident
te Pedir een brief van Panglima Polim ontvangen, waar
in deze aanbiedingen deed tot het sluiten van vriendschap
en vrede. Hij werd uitgenoodigd iemand te zenden om
de zaak te bespreken. Toekoe ëaïk, met wien de hoo-
Toekoe Kadli Malikoel Adil, hoofd van het gebied der missigit ra
dja;
Toekoe Nja Mohamad, waarnemend hoofd van Marassa en de "VI
Moekim; aan dezen werd tevens de gouden medaille van verdiensten
vereerd
Toekoe Tjoet Bantah, tweede hoofd der IV Moekim;
Toekoe Imam Mohamad, hoofd van Lepong.
Verscheidene dezer hoofden hebben later Batavia bezocht. Toekoe
Lampasei was daar reeds in Januari geweest.