139 hopen, dat de Hederlandsche handel gebaat zou worden door de nu verkregen gelegenheid om betrekkingen aan te knoopen met de voornaamste Atjehscke peperhavens. Door de langdurige blokkade en de wijziging in het be stuur van sommige landschappenwaar de hoofden steeds de voornaamste handelaars zjjn geweest, moesten uit den aard der zaak de oude relation tussehen de bedoelde pe perhavens en Penang verbroken zijn. Ook was het dui delijk, dat in de genoemde kuststaten aanzienlijke mas sa's peper de oogsten van een paar jaren voorhan den moesten zijnen dat er eene groote behoefte moest bestaan aan invoerartikelenwelke men daar zoo lan°' gemist had. Alle omstandigheden schenen dus gunstig voor de ontwikkeling van den handel onder Nederland- sche vlag in het noorden van Sumatra, dat speciaal voor dien handel in de laatste eeuwen ontoegankelijk was. Het is evenwel nog niet gebleken, dat van die gunstige om standigheden is gebruik gemaakt. Ook de door het Gouvernement gesubsidieerde stoom vaart op Atjehsche havens schijnt nog weinig resultaat te hebben opgeleverd, wat de ontwikkeling van den han del onder Nederlandsche vlag betreft. Nopens de vaart langs de westkust die in den aanvang van dit jaar tot 1 atty en in Juni tot Pigas werd uitgebreid is in Maart jl. een verslag uitgebracht, waaruit blijkt dat alleen tussehen Malaboeh en Padang eenige handel is ontstaan, en dat op eerstgenoemde plaats kortelings een agent van eene inlandsche firma te Padang was gevestigd, maar dat de Padangsche handelaren nog niet getracht hadden be trekkingen aan te knoopen met de overige havens, zoodat de producten (peper, koffie, rottan) van daar steeds met schepen onder Engelsche vlag naar Singapore en Penang werden vervoerd. Op de stoomvaartlijn langs de oost- en noordkust is O

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 150