140 sedert Augustus 1876 Pedir in de plaats van Gighen aan gedaan, in verband met de sluiting van laatstgenoemde haven voor den handel. Ter oostkust werd Edi geregeld door de stoomschepen van deze lijn bezocht. De in Edi gevestigde landbouwondernemingen hebben in December en April jl. aan gelijksoortige aanvallen bloot gestaan als die in het naburige Langkat. In December werd de onderneming van den heer Smith (van Penang) door Gajoes bestookt; zij doodden één koelie, wondden er vijf, en roofden de in de loodsen aanwezige goederen weg. De radja stelde eene premie op de gevangenneming der schuldigen, en van ons garnizoen werden kleine de tachementen op het land van den heer Smith en op de onderneming van de Nederlandsche Handelmaatschappij geplaatst, om do noodige bescherming te verleenen voor het vervolg. In April werd de onderneming van de Han delmaatschappij aangevallen door eene kleine bende Atjeh- ers en Gajoes, onder aanvoering van een hoofd uit Edi, Panglima Prang Ma ali, die zich door handelingen van een der beambten op de onderneming verongelijkt achtte. De bende stak een paar loodsen in brand en verwondde vijf militairen en twee koelies. Yan do aanvallers wer den eenigen gewond, eenigen gevat. Aan het gebeurde viel geenerlei politieke beteekenis toe te kennen; de be volking van Edi hield zich volkomen rustig; de radja bood aan om, wanneer de arbeid op de onderneming werd voortgezet, zelf in hare onmiddellijke nabijheid te gaan wonenzij werd echter door het daarop gevestigde personeel verlaten, maar het plan is, er den arbeid te hervatten. Straks is gezegd dat aan den aanval op de ondernemin gen in Edi ook Gajoes hadden deel genomen, en in het afgeloopen jaar hadden ook de landbouwondernemingen in Langkat herhaaldelijk last van lieden van dien volks-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 151