142 - zouden doen zich bij ons aan te sluiten. Bemerkende dat wij al langer hoe meer in Groot-Atjeh en langs de kusten vasten voet krijgen, schrijven zij den tegenspoed der Atjehers toe aan den toorn van Allah wegens hunne zede loosheid, en stellen zij zich voor bij ons bescherming te zullen vinden tegen de kwellingenwaaraan zij thans door de belastingheffers op hunne afvoerwegen worden bloot gesteld. I)it een en ander is vernomen nadat, in het laatst van 1876de adsistent-resident van Deli zich door tusschenkomst van een vertrouwd inlander in aanraking had gesteld met de Gajoesche hoofden. Het gevolg hiervan wasdat de karapatan van Poetih Ambang den radja Boekit Moeda naar Langkat afvaardigde, om te kennen te geven dat de Gajoes gaarne vriendschapsbetrekkingen zouden willen aan- knoopen met het Gouvernement. Terwijl de controleur van Langkat zich te Tandjoeng Poerawaar hij de op de land bouwondernemingen werkende Gajoes bij zich had ontbo den, met den gezant onderhield, kwam daar juist ook de kedjoeroean van Poetih Ambang aandie met een twintigtal volgelingen ter bedevaart naar Mekka was geweest en nu naar zijn land terugkeerde. De kedjoeroeanToektgkoe Hadjie geheeten, verklaarde aan den controleur dat hij, op zijne reis naar Mekka kennis gemaakt hebbende met de macht der Europeanen, ten zeerste ingenomen was met den stapdoor de karapatan van zijn land gedaan. Hij zelf dacht in Poetih Ambang het bestuur niet meer in handen te nemen, maar dit te laten aan zijn broederdie hem tijdens zijne afwezigheid vervangen had; maar hij zou van zijn in vloed gebruik maken om zijn volk ten goede te leiden. Toen de controleur daarop de zoo weinig van eene goede gezind heid getuigende aanvallen der Gajoes op de Europeesche landbouwondernemingen ter sprake had gebrachtbeloofde Toesgkoe Hadjie van de uitlevering der vijf als hoofd-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 153