161 hadden over deze uitgestrekte en wilde landstrekenmoes ten zijbehalve niet staatkundige machtennog met vreemde en geduchte vijanden worstelen. In de eerste plaats de Pandariseen soort van georganiseerde vaga- bonden, die, zonder onderscheid van godsdienst of kaste, al hetgeen Indië aan slecht en verdorven volk opleverde in hun midden opnamen. Evenals als de vrijbenden cn Malaiïdrijnen in de middeleeuwen, boden zij hunne diensten den vorsten aan, die in oorlog waren, en waar bij de meestbiedende natuurlijk den voorrang had. Zij werden in 1817 na een vermoeienden veldtocht dooi de Engelsehen uitgeroeid; de hoofden sneuvelden voor liet grootste gedeelte of eindigden hun leven in de boeien. Bij gebreke van Pandaris waren er tijdens den opstand andere oorlogzuchtige stammen, die krachtig de opstande lingen ondersteunden. Ton t.jjde der Mogolsche ver overaars hadden verscheidene fortuinzoekers zich onder hun vanen geschaard, waaronder ook enkele stammen uit de omstreken van Kaboel en Kandahar, bekend onder den naam van Kohillas. Hun diensten werden beloond door schenkingen van land in de vruchtbare vlakte, welke door de Kamganga wordt besproeid, en bekend is onder den naam van Kohilkhand. Te midden der gebeui tenissendie na den dood van Aureng-Zeb plaats giepen, maakte de kleine kolonie zich onafhankelijk. Be Kohillas onderscheidden zich van de andere Indische stammen door hun blanke gelaatskleur, hun krijgs deugden en hun bekwaamheid in de werken des vredes. 1 er wijl geheel Indië gebukt ging onder regeeringloosheid, wisten deze uitgewekenen, door hun zelf gekozen hoof den met wijsheid bestuurd, aan de algemeene beroering te ontkomen. Belust op hun voorspoedwierp de Kabob- vizier van Oude, Sujah Dowlah, begeerige blikken op bun laud en wist hij Warren Hastings, den toenmaligen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 172