192 standigheden als zijn concurrent, den paardenhandelaar, maar daar dezegewoonlijkzijne paarden van Maart tot Augustus opkoopt om ze gedurende den goeden moeson naar Java over te brengen is de officier gedurende het overige gedeelte des jaars van die mededinging ontslagen. Hij kan dus schooner exemplaren verkrijgenheeft al den tijd om een paard te onderzoekenen zal het aan den op- fokker kunnen teruggeven wanneer het mocht blijken, dat kwade praktijken bij den koop zijn gepleegd. De aangekochte paarden late men, bij koppels van 10 tot 15, in afgesloten weiden losloopen. In die weiden moeten ze in kralen beschutting vinden tegen zonnehitte en nachtkoelte, regen en wind. Zijn die weiden afge graasd dan worden zjj in andere weiden overgebracht of ontvangen, zoo noodig, toevoer van gras of hooi, dat op de plaats zelve verkrijgbaar moet zijn. Nimmer geve men ze graanvoederdaar de paarden tengevolge hiervan licht ziek kunnen worden. In die weiden worden lom merrijke, bij voorkeur vruchtboomen geplant. Daar de paarden in den natuurstaat eene volkomen vrij heid genietenmaar hunne levenswijze bij de korpsen er eene is, die geheel met de eerste verschilt, moet de over gang van de eene tot de andere zoo geleidelijk mogelijk worden gemaakt. Voor dat men daarom de paarden van het remontedépöt naar Java zendtmoet men ze minstens éene maand er aanhouden en ze in de weide laten. In dien tijd zullen zij zich door goede verzorging en zachte behandeling van lieverlede naar hunne gewijzigde omstan digheden schikkenminder schuw worden en voor den overtocht naar Java beter geschikt zijn. Hoogstens moet men 40 a 50 paarden tegelijk naar Java verzenden. Vóór hunne inscheping worden zij nauw keurig onderzochtzoodat alleen de geheel gezonde en geschikte paarden de reis maken. Deze zekerheid heeft

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 203