207 de toppen bezetten, en een nieuwe taak, de moeilijkste van alle, begint. Het komt er nu op aan, tweeduizend voeten boven de hoogste plek der vlakte te klauteren, die reeds drieduizend voeten boven de zee ligthet komt er dus op aan in de rots te graven, mijnen aan te leggen en te doen springen, zigzags te maken, die den afstand aanmerkelijk verlengen en den arbeid bijzonder verzwa ren. Dit is nog niet alles. Het tracé van dezen weg kan zelfs niet gelijk het behoorde te zijn uitslui tend afhangen van louter krijgskundige bedenkingen; op straffe van de paarden te dooden en de manschap ziek te maken, moet men hem doen loopen langs plekken, waar water is, en het water is zeldzaam in deze dorre bergen. Dat is de eerste reeks hinderpalen, die men te boven moet komen. Zij is ongelukkig niet de eenige. Het land is arm, heb ik u reeds gezegdik voeg er bij, dat het in de tegenwoordige oogenblikken bijna van alles ontbloot is. Een gedeelte van den oogst is verslonden geworden onder het veelvuldig heen en weêr marcheeren van het leger; een gedeelte is geplunderd en verbrand geworden door den vijand, die in alle plaatsen verschijnt, welke men verlaat. Behalve gerst (het gewone voedsel der paar den in. dit land) en hooi, dat men moet gaan zoeken op tien en vijftien kilometers van het kamp, vindt men niets, noch meel, noch vleesch, noch brandewijn. Men moet alles meênemen, men moet alles ontbieden uit Erivanvan waar wij meer dan honderd kilometers verwijderd zijn. Het is een onafzienbaar konvooi karren, trekpaarden, ezels, kameelen, dat het leger verplicht is na zich te sleepen, met gevaar van zijn weg te versper ren die met zooveel moeite is aangelegd, en zijn marsch te belemmeren. Een andere en bedenkelijke moeilijkheid. De bevol king, zeer gemengdis echter voor een groot deel Arme-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 218