227
op den rug van een stoel. Toen de operatie afgeloopen
was stak hij bedaard den kogel in zijn zak, kleedde zich
weer aan en vertrok te voet, een plaats in het rijtuig
weigerende met te zeggen, dat men ze bewaren moest
voor erger gekwetsten dan hij.
Op zekeren dag heb ik hier de gelegenheid gehad een
soldaat te zien, die juist op gelijke wijze gewond was.
Men bracht hem mij op een draagbaar, hij schreeuw
de als een bezetene en geloofde, dat hij zoo goed als
dood was. Ik heb een half uur moeten praten om hem
te bewegen zich het projectiel te laten uittrekkener zijn
drie mannen noodig geweest om hem vast te houden, zoo
zeer spartelde en schreeuwde hij. En dat is geen op
zich zelf staand feit, geen voorbeeld van die overdreven
gevoeligheid zooals men ze in alle landen en alle klas
sen aantreft, het is een volstrekt algemeen verschijnsel,
dat in het oog springt.
Ik eindig hier deze eerste reeks brieven, uit vrees dat
zij te laat komen en alle belang der actualiteit verliezen.
Ik vraag u verschooning voor hun ongemeen gebrek aan
samenhang, maar het is mijn schuld niet, zoo de onaf
gebroken arbeid niet mooglijk is in de omstandigheden
waarin ik verkeer. Gij zult mij verontschuldigen, daar
van ben ik zekeren er blijft mij slechts over te hopen,
dat mijn lezers het ook zullen doen.
Wordt vervolgd).