236
zou, bij aanstelling van zes 1® luitenants tot kapitein per
jaar meer bedragen ƒ13500,De fourrage-indemnitei-
ten ondergaan geen verbooging. Op eene legerbegroo-
tingdie in totaal een en dertig en een half millioen gulden
beloopt zal ook deze som wel kunnen worden gevonden
en zal niemand kunnen beweren, dat, met het oog op
de tijdsomstandigheden, 's lands financiën de voorgestelde,
iudedaad noodzakelijke verhooging niet zouden gedoogen.
Ook de posten voor huishuurindemniteit en pen
sioenen zouden eenigermate door de verbetering der for
matie worden gedrukt. De daardoor veroorzaakte vermeer
dering van uitgaaf is echter nog veel minder belangrijk
dan de bovenbedoeldemen zal niet ver van de waarheid
verwijderd zijn, als men hiervoor in totaal 5000,- per
jaar stelt.
De slotsom onzer redeneering isdatdoor eene uitgaaf
van nog geen 20,000, 'sjaars, de belangen vaneen
verdienstelijk korps officieren in billijkheid zullen worden
behartigd, en de geregelde aanvulling van dat korps beter
wordt verzekerd.
Eene andere vraag is, in hoeverre de billijkheid me
debrengt, ook aan de militaire apothekers de „toelage voor
den burgerlijken geneeskundigen dienst" toe te kennen
100,voor de hoofd- en 50,voor de subalterne
officieren welke aan de officieren van gezondheid ten
deel valt.
Wanneer men deze toelage op zich-zelve beschouwt,
dan zijn daarvoor alle redenen van billijkheid aanwezig.
Immers, de militaire pharmaceutische dienst verricht, thans
zonder betaling, minstens evenveel werk voor den bur
gerlijke geneeskundigen dienst als de officieren van ge
zondheid.
E. de Waal, onze Indische financiën.II., bl. 221.—