256 het eenige hulpmiddel uit. In den spoed en het onver wachte der beweging heeft men verzuimd, de regiments wagens mede te nemenbovendien zouden deze zware voertuigen nooit dicht genoeg bij het slagveld hebben kunnen komen. Zelfs mijne rijtuigen, buitengewoon licht en beweegbaar, zijn verplicht op 500 meters van den ver- bandpost stil te staan, uit vrees van in stukken gestoo- ten te worden door den verschrikkelijken weg. Men moet dus met de armen de gekwetsten vervoeren, en wij heb ben slechts een vijftigtal baardragers om de gekwetsten naar den verbandpost te brengen en om hen van daar naar de rijtuigen te dragen. De kompagnie baardragers, die tot de ambulance van de divisie behoort, is natuurlijk te Igdir gebleven, daar niemand bij den staf voorbereid was op een ernstig treffen. Men regelt gelijk men kan; men geeft last aan de rijtuigen, in allerijl terug te komen, na de gekwetsten te hebben neergelegd in een hos pitaal, geïmproviseerd te Tsjaroektsji. Om vijf uur verlaat ik het slagveld, een tweede convooi van ge kwetsten begeleidende; ik kruis onder weg een colonel van den staf, die mij zegt, dat de geheele zaak dol is en dat hij de lastgeving brengt, het gevecht te doen ophouden. In dezen oogenblik is het geweervuur nog buitengewoon hevig, de kanonnen braken woedend vuur uit. Om zes uur neemt alles een einde, men maakt zich gereed tot don terugtocht, men legt nog eens den in den morgen doorloopen weg af, afgemat van vermoeienis, zonder den geheelen dag gegeten of gedronken te hebben; men komt tegen elf uur in het kamp van Tsjaroektsji, na zonder eenig nut tweehonderd man verloren te hebben. Dat is het gevecht van den 15en Sept. (of 27™, nieuwe stijl), een gevecht zonder plan, zonder doel, zonder reden van bestaan en dat in alle gevallen slechts kon uitloopen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 265