266 is, ik zeg niet voor Rusland, genomen in zijn geheel, maar voor den Kaukasusbeschouwd als een land op zich zelf, is een rechtstreeksche en gemakkelijke uitweg- voor eenige zijner voortbrengselen, dus een haven aan de Zwarte Zee. Noch Soekoem-Kalé, dat, gelijk de geheele Abhasische kust, ontvolkt is door kwaadaardige koortsen, noch Potiwaar de schepen bij zwaar weder niet kunnen liggen, bieden de voorwaarden eener goede haven aan. Men moet dus tegen eiken prijs Batoem hebben en een grens, die in staat stelt het met goeden uitslag te ver dedigen. Naar mijn inzien, en in dit inzicht wordt door tal van verstandige Kaukasiërs gedeeld zal de Regeering wijs handelen door het daarbij te laten. Het is niet grond, dien Rusland behoeft (het heeft daarvan meer dan het bebouwen kan), het zijn economische voor- deelen. En Armenië biedt er geen enkel aan. Het zou dus een aanleiding tot uitgaven, maar geen bron van in komsten zijn. Het is hier niet te onpas een enkel woord over de mooglijkheid eener kolonisatie te zeggen. De kolonisatie van den Ivaukasus door die vele Russische uitgewekenen, die alle jaren de onbewoonde streken van Siberië, van Midden-Azië, van de Armenische kust gaan bevolken, is een vraagstuk, dat menigmaal besproken is geworden. Dat is een herschenschim, die in alle opzichten schade kan berokkenen, zoo men er de uitvoering van beproeft. Vooreerst behoort men, als algemeene stellingin het oog te houdendat Ruslanddoor de emigranten op hon derden uren van een middelpunt te zenden, niet zijn overvloed, zijn overmaat zendt, maar wat noodig en on ontbeerlijk voor Rusland zelf ishet ontbloot het hoofd korps ten voordeele van ondergeschikte bijvoegsels. In de tweede plaats, inzonderheid in den Kaukasus stuit de kolonisatie op de grootste bezwaren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 275