273 3 licht gewond en 1 vermist, terwijl de vijand zijne gewon den medenam en nog 15 achterlaadgeweren van ons buit maakte. De ongewapende manschappen en vrouwen waren naar Pango gevlucht. Uit de naastbij zijnde posten, door het geweervuur gewaarschuwd werden patrouilles ter on dersteuning afgezonden, die den vijand, nog met een Stal militairen in vuurgevecht, tot den aftocht noopten. Veer tien dagen later, 28 Juli, werd echter eene patrouille, bestaande uit 1 Madureesch officier en 30 man, die den officier van gezondheid 2de klasse P. J. L. Dörtng van Kotta Alarn naar Oleh-karang vergezeldedoor eene vrij sterke vijandelijke macht in 't front aangevallen. Bij den troep ontstond eene paniek, die echter ingevolge het ener giek optreden van den genoemden officier van gezondheid, door den Madureeschen officier wakker terzijde gestaan, spoedig werd overwonnen. Zoodra de patrouille zich van den eersten schrik had hersteld, ging zij op hare beurt aanvallend te werk, en hield den vijand niet alleen op een afstandmaar bracht hem in korten tijd een verlies toe van minstens 10 dooden. Na de aankomst eener pa trouille van Kotta Alam trokken de Atjehers terug, ter wijl aan onze zijde 5 militairen gesneuveld en 7 gewond waren. Hoe langer hoe meer was iutusschen de dringende nood zakelijkheid eener betere afsluiting onzer noord-oosterlinie gebleken, waar alleen door de oprichting van eenige nieuwe posten de steeds opdringende vijand was in toom te houden. De ongunstige weersgesteldheid weerhield echter den mili tairen en civielen bevelhebber geruimen tijd om operatiën op eenigszins groote schaal te ondernemen, maar zoodra in den aanvang van September de hevige regens had den opgehouden, werden op den 4» dier maand de noodige troepen in beweging gesteld om den vijand

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 282