286 tillerie werd er achtergelatenen daarop de marsch in zuidwestelijke richting voortgezet naar de kampong Lam bada welke door den vijand verdedigd werdmaar na een kort gevechtdat ons 4 dooden en 9 gewonden kost te, werd genomen; 12 stukken geschut en 3 schoeners vielen ons daarbij in handen. Ook te Lambada werd eene bezetting (eeiie compagnie infanterie met eene sec tie artillerie) achtergelaten, en vervolgens rukten de troe pen, zonder den geringsten tegenstand te ondervinden, naar onzen post te Kadjoe op. Bij eene verkenningdie van daar den 31" Januari in zuid-oostelijke richting was ondernomen, had men een belangrijken tegenstand ont moet, en een verlies van 2 dooden en 11 gewonden ge leden. Maar tevens had men de noodige kennis van het terrein verkregen, en bevonden, dat dit voor troepenbe wegingen zeer ongunstig was. liet werd daarom thans dooi de ageerende kolonnes aan welke alleen de vermeestering der kuststreek ten taak gesteld was, niet bezocht; zij keerden van Kadjoe naar Kotta Radja terug, met achterlating echter van het 12de bataillon, dat den 2n Februari nog een naderen tocht ter verkenning der veroverde landstreek on dernam, welke ten gevolge had dat de post te Lamga meer naar het strand werd verplaatst, om beter in verband te komen met de beide andere bezette puntenLambada en Kwalla Lob. Den 4n Februari keerde ook het 12de bataillon naar Kotta Radja terug. Gedurende deze tochten was de vijand tegenover onze vroeger gevestigde liniën tamelijk rustig gebleven. Al leen Beloel-zuid had den 6n Februari een aanval te door staan, die ons 1 doode en 12 gewonden deed bekomen, onder welke laatsten 1 officier. Kaar aanleiding hiervan werd de bezetting van dezen post uit Kotta Radja versterkt doch reeds den lln Februari kon zij tot hare normale sterkte worden teruggebracht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 295