288 Gedurende de volgende dagen werden in onzen post door het geweer- en geschutvuur des vijands uit zijne hooger gelegen stellingen nog 3 man gedood en 17 gewond; maar den 12" Maart rukten twee compagniën van het 3de bataillon uit, die zich dwars door het begroeide terrein een weg baanden, met goeden uitslag den heuvel Boekit- Aloe bestormden en daarna een p. m. 1000 voet hoog ge legen punt bereikten in den rug van één der vijandelijke positiondie thans spoedig verlaten werd. Tegen den avond keerde de kolonne met 4 gekwetsten terug naar Beloel- zuidwelks bezetting dienzelfden avond nog versterkt werd met de twee overige compagniën van het rechterhalf 3de bataillon, einde den volgenden morgen in twee kolonnes uit te rukken om te trachten eene andere door den vijand nog gehandhaafde positie (die in den nacht van 9 op 10 Maart verkend was geworden) bij verrassing te nemen, het geen volkomen gelukte, zonder dat onzerzijds eenig ver lies geleden werd. Sedert is in Groot-Atjeh niets meer voorgevallen wat in de categorie der krijgsverrichtingen zou te rang schikken zijn. Men vernam, zoo als reeds is medege deelddat de vijand, vooral na don val van Simpang Olim en Tandjong Semantoh (oostkust) slechts weinig meer door hulptroepen uit de kuststaten gesteund, door onze laatste veroveringen in Groot-Atjeh meer en meer in zijne be wegingen verlamd, den strijd zeer moede werd, en dat alleen nog enkele benden onder Habidb Abdul Rachman en hulptroepen uit Samalangan (noordkust) de vijande lijkheden voortzetten. Dat in deze omstandigheden de Gouverneur-Generaal in Atjeh kwam; dat bjj die gele genheid het besluit genomen werd om onzerzijds verdere krijgsbewegingen, behalve tegen de nog vijandige kuststa ten, zooveel mogelijk te vermjjden: dat echter eene vermin dering der troepenmacht voor 's handszoolang de bedoelde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 297