294 - standen uitgebarsten op het oogenblik, dat men zulks geens zins vermoedde. De Indische geschiedenis leert dit op elke bladzijde. Het is waar, dat in de laatste 40 jaar de kavallerie weinig, naar onze meening veel te weinig, is gebruikt; maar kan dit eene reden zijn om haar voor onnut te ver klaren? Op denzelfden grond zou men ook het geheele JSfederlandsche leger kunnen afdanken! Dat men van de kavallerie niet genoeg partij heeft ge trokken in de na 1830 gevoerde oorlogen en dien ten gevolge dikwijls te zware diensten, met minder succes, heeft geëischt van onze infanterie, leert ons o. ai Atjeh, waar men eerst nu, bijna vijf jaren na den aanvang van den strijd, de kavallerie op eeuigszins ruime schaal doet optreden. Had de kavallerie een groot gedeelte der zoo vermoeien de patrouillediensten op zich kunnen nemen, dan zou de infanterie veel meer gespaard gebleven zijn. De eischen der verdediging der kolonie tegen Europee- sclien vijand verzetten zich almede tegen de vermindering van het regiment kavallerie (formatie 40 officieren, 406 Europeanen, 669 inlanders (vroeger genoemd djajang-se- cars en lijfwachten-dragonders) en 851 paarden). Die eischen schijnen in de laatste jaren op den achtergrond geschoven te zijno. i. teii onrechte, want wie kan zeg gen, hoe de politieke toestanden over eenige jaren zullen zijn? De wereldgeschiedenis, vooral die van den laatsten tijd, is in dat opzicht vol verrassingen Maar hoe dit ook zij, wanneer te eeniger tijd be langrijke onlusten op Java of op Sumatra's Westkust mochten uitbreken, dan, wij zijn er stellig van overtuigd, zou men het diep betreuren indien men, in eene vlaag van kwalijk begrepen zuinigheid, door de belangrijke in krimping van het regiment kavallerie, ook de kracht van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 303