DE MARINIERS ÏE ATJEH.
De studie over liet korps Mariniers, die in den jaar
gang 1875 van het Militair Tijdschrift aangevangen en nu
onlangs in het Indisch Militair Tijdschrift geëindigd werd,
geeft mij aanleiding tot het bespreken van eenige der in
dat opstel neergelegde denkbeelden.
Met groote ingenomenheid heb ik de pennevrucht van
den mij helaas onbekenden schrijver begroet.
Waar zulk een omvangrijke arbeid verricht is en als
een der schijvers van de geschiedenis der Mariniers mag
ik dien schatten zou er voor het waarmerken van dien
arbeid met naam en betrekking veel te zeggen zijn.
In de eerste plaats zouden wij mariniers wetenaan
Gaarne voldoen wij aan het verzoek van den lieer Van Braam
Houckgeest om plaatsing van het hier volgend opstel. Wij hebben
gemeend te handelen in het belang der door hem bepleite kwestie,
door het antwoord van den steller der in ons tijdschrift geschreven
artikelen over het korps mariniers onmiddellijk aan het opstel des
Heeren V. B. H. toe te voegen. Red.
19