301
gen op den weg der door hem aangegeven hervorming,
tenzij hij daarvoor betere gronden aanvoere.
Onderzoeken we dus in de eerste plaats het plan des
schrijvers.
Van het korps mariniers moet gemaakt worden eene
Indische brigadem. a. w. een aanvullingskorps voor
het Oost-Indische leger. De marinier moet voortaan
als infanterist kunnen dienen aan boord der oorlogsche
pen, aan den wal in Vederland en in de koloniën.
Toen ik begon met het schrijven mijne bovengenoem
de brochure in deii aanhef werd het vermeld kwam
liet denkbeeld bij mij opdat de detacheering der
marinieis bij het Indische leger aanleiding zou kunnen
geven tot dezelfde hervorming, als nu door den schrij-
vei werd bedoeld. Ik heb toen getracht dat denkbeeld
eenigszins uit te werken en stelde daarbij o. a. op den
voorgrond: „wanneer het korps mariniers wordt her
vormd tot eene Indische Brigadezal het als korps
mariniers verdwijnen."
Die stelling, gegrond op de historische traditie en op
mijne persoonlijke ondervindingblijft niettemin betwist
baar maar ze behoort dan ook betwist te worden door
hem, die zijn plan verdedigt. Dit is niet geschiedmijne
stelling is als het ware genegeerd, en toch wordt mijn
boekje als een der gebezigde bronnen opgegeven. Of
komt ze den schrijver wellicht niet belangrijk genoeg
voor? Dat moge van zijn standpunt verklaarbaar zijn,
maar billijk is het niet.
Uitbreiding der .mariniers waszooals de schrijver
terecht opmerkt, sedert 1814 voortdurend de leuze,
en meer bepaald in de laatste jaren deden verschillende
afgevaardigden der Staten-Generaal hunne stemmen over die
aangelegenheid hooren. We hebben daarbij te rekenen
met twee nog al van elkaar afwijkende plannen.