303 Blijkt nu op een gegeven «ogenblik dat dit niet geschied isdan maakt de regeeringdie den staat vertegen woordigt, van alle haar ten dienste staande middelen gebruik om in het bestaande te kort te voorzien. Dat geschiedde o. a. in het jaar 1873 door de uitzending van de expeditionaire marinierseen uitstekende maat regel van de regeeringen waarop ze naar mijne meening de kroon heeft gezet door de mariniers terug te roepen zoodra het korps gevaar liep van onder te gaan in de door mij in mijne brochure als onhoudbaar geschetste positie. Maar mag nu hieruit de gevolgtrekking gemaakt wor den, dat hetgeen goed en mogelijk was in zulk een bui tengewoon geval, dus als tijdelijke maatregel, het ook zal wezen op den duur? Naar het oordeel des schrijvers onvoorwaardelijk ja, maar hij behandelt mijns inziens de zaak te veel sub jectief en onder den invloed van de door den Atjeh- oorlog in het leven geroepen buitengewone omstandig heden. Blijkbaar heeft hij te velde de mariniers aan het werk gezien, en al het goede dat hij daarbij opmerkte heeft hem tot de gevolgtrekking geleid, dat de detacheering van mariniers bij het Indische leger op den duur mo gelijk moest zijn. Die gedachte is hoogst eervol voor het korps Mariniers, en zal door ons mariniers zeker niet licht te hoog worden geschat. Dat de schrijver-zelf zich in de gelederen van zijn leger beweegt te midden van eene Babylonische spraakverwarringen dat hij die wel zou willen zien verminderen door toevoeging van het Nederlandsche element, zal op het ontstaan van die goede gedachte wel niet zonder invloed zijn geweest, maar de gedachte zelve houdt niettemin hare waarde. Bij het overwegen nu van 's schrijvers plan komen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 312