-• 307 willigere gezocht heeft op den goeden weg, zal wel geen betoog behoeven. Maar nu is het toch, om tot een zui veren toestand te komen, beter dien weg in te slaandan maar eenvoudig te verklaren, dat een der vrijwilligers korpsen aan de belangen van het ander moet opgeofferd worden. Daarbij treden de belangen van het Indische leger wel wat al te veel op den voorgrond. ISTog eens, is mijne meening onjuist dat de hervorming- van het korps mariniers in eene Indische Brigade den ondergang van dat korps ten gevolge moet hebbendat men mij dan van de onjuistheid dier meening overtuige. En wanneer de schrijver, afgescheiden van dit vraag stuk, op goede gronden kan aantoonen dat het verkrijgen van Nederlandsche vrijwilligers voor het Indische legei eenig en alleen kan geschieden door uitbreiding van het korps Mariniers, dan kan ik hem de verzekering geven dat ondergeteekende de eerste zal zijn om zich aan zijne zijde te scharen. Wanneer hij zich de moeite wil geven de laatste alinea van pag. 87 mijner brochure nog eens op te slaandan kan hij daar tot de overtuiging komen dat de schrijver der brochure niet zoo blind is voor een algemeen vaderlandsch belang, als zijn recensent het wel heeft willen doen voorkomen. De Nieuwe Militaire Spectator bracht bij het aankondi gen mijner brochure November 1875 deze aangelegen heden mede ter sprakeen erkende althans het gewicht mijner bedenkingen. Hij wenschte daarover de meening te kennen yan meerdere officieren der mariniers. Niemand zeker deelt dien wensch meer dan ik, maar ongelukkiger wijze zijn er weinig officieren der mariniersdie lust en opgewektheid hebben, hunne denkbeelden daaromtrent open baar te maken. De Spectator uitte verder en hij deed dat toen niet voor de eerste maal de. wenschelijkheid van eene nade-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 316