308
re verbinding tusschen de Nederlandsche en Nederlandsch-
Indische legers. Wat daar werd gezegd verdient alles
zins behartigingen geeft ook al aanleiding tot de vraag
of liet dan niet wenschelijk zou zijnhet korps Mariniers,
dat als een vasten schakel land- en zeemacht verbindt
daartoe dienstbaar te maken.
Op grond van hetgeen voorafging zie ik er voor als
nog de mogelijkheid niet van inmaar ze zou toch kun
nen bestaanen het vraagstuk is zeker belangrijk genoeg,
om het op den duur een onderwerp van nauwkeurig on
derzoek te doen zijn.
Voor het oogenblik zie ik daarvan af, maar verklaar
mij niettemin bereid er te gelegener tijd op terug te komen.
In mijne meer gemelde brochure bracht ik o. a. ook ter
sprake de wettigheid van den maatregel, om mariniers
bij het Indische leger te detacheeren, en kwam daarbij
tot de slotsom dat, om dit mogelijk te maken, de en-
gagementskontrakten der mariniers behoorden gewijzigd
te worden.
De Nieuwe Militaire Spectator geeft mij de geldigheid
mijner argumenten niet toe, maar hij doet dat op de gewone
hoffelijke wijze waaraan dat tijdschrift ons gewend heeft,
en erkent toch ook de wenschelijkheid der wijziging in
de kontrakten.
Mijn onbekende Indische vriend maakt van deze gele
genheid gebruik om mij op de meest heftige wijze aan
te vallen, een aanval, die mij trouwens niet onverwacht
kwam, zie pag. 87 van mijn boekje. Mijne argumenten
worden eenvoudig ter zijde gelegd, en op grond vaneen
algemeen begrip van vaderlandsliefde slingert de schrij
ver mij het anathema naar het hoofd om ten slottemira-
bele dictu, tot hetzelfde resultaat te komen als ik, dat
namelijk de kontrakten der mariniers wijziging behoeven.
De schrijver ziet daarbij over het hoofd, dat mijn boek-