310 Atjeh bewezen, heeft de Koning goedgunstig bepaald, dat eenige plaatsen in het Invalidenhuis te Bronbeek voor onderofficieren en minderen der marine en der mariniers zullen worden gereserveerd. Een waarborg alzoodat althans geen broodsgebrek het deel zal behoe ven te worden van enkelen der expeditionaire mariniers en reeds dat alleen zou in staat zijn om mij met mijne eigene onvaderlandslievendheid te verzoenen. Bij alle waardering van het verdienstelijke werk des schrijvers ik verzoek hem hier nogmaals de verze kering te willen aannemen dat hij elk officier der mari niers, maar mij in het bijzonder om verschillende redenen zeer aan zich verplicht heeft kan ik vooralsnog gcene vrijheid vinden hem op den weg der aangegeven hervorming te volgen. Deze komt mij evenwel belangrijk genoeg voor, om onze gedachtenwisseling daarover voort te zetten en ze als het kan van andere zijden uit te lokken, opdat we al thans ieder in eigen kring het onze mogen bijdragenom eene hoogstbelangrijke kwestie tot eene juiste oplossing- te helpen brengen. Eindelijk nog een woord van persoonlijken dank aan mijn onbekenden vriend. Hij betitelt mij in zijn geschrift historiograaf der mariniers; en dat is uit zijn mond een eeretitel voor mij. Hij toch is een der weinigen, die, mij volgende op het terrein waar ik hem met onze geschie denis der mariniers voorging, kan beoordeelen, in hoeverre ik van de mij toen ten dienste staande bronnen een eerlijk en nauwgezet gebruik heb gemaakt. Op dat oordeel stel ik hoogen prijs. F. A. van Braam Houckgeest, Kapitein der mariniers. Hellevoetsluis31 December 1877.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 319