319
hem is veel te verwachten. Zal hij in staat zijnden
onwil der Marine te overwinnenom van het korps mari
niers te maken wat het tegenwoordig moet en kan zijn?
En hiermede eindig ik. Een paar opmerkingen nog ten
aanzien van mijn opstel over het korps mariniers. Dat
opstel was hoofdzakelijk cene historische studie, geenc
kritiek van de in Januari 1875 geëindigde brochure van
kapitein Van Beaam. Vandaardat ik hem niet kategorisch
preliceerde en het publiek als scheidsrechter opriep. Va
deze toelichting moge hij mij zulks niet meer euvel dui
den.
Zelfs als historische studie, heeft mijn opstel vele ge
breken. Ik erken dit nogmaals zelf. Maar in Indië
heeft men geene enkele goede militaire bibliotheekzoodat
het verkrijgen van bronnen voor dergelijke studie met
veel kosten en moeite gepaard gaat. De brochure van
kapitein Van Beaam over de expeditie naar Commenda
in 1869 1870 is uitverkocht, zooals mij door uitgevers
in Nederland werd medegedeeld. Van daar de door mij
begane onnauwkeurigheid, die ik volgaarne erken. Met
haar te releveeren heeft de kapitein Van Beaam mij een
grooten dienst bewezen. Ik zal haar laterhoop ikher
stellen. Met uitzondering van nog een ander Fransch
werk, zijn a.1 de door mij aangehaalde bronnen, dus op twee
na, geraadpleegd. Maar nu juist die tioee bronnen te ver
zwijgen, omdat ik ze zelf niet gelezen had en daarvoor mijn
geheugen en dat van anderen te hulp riep, al maakte die
hulp in dit geval fiasco, dat vond ik niet billijk. En er
is meer. Al de door den kapitein Van Braam voor het
korps mariniers verrichte arbeid mag en moet genoemd
worden. Ik voeg daarbij den wensch, nog vaak met zulk
een tegenstander te maken te hebben.
Monitor,