321 den, waardoor het minder voedzaam is dan dat van de gemeenteweiden. Ten einde die specifiek minder goede grasvoeding te verbeteren, laat men het paard dikwijls pa- di-zemelen toedienen, maar weet niet dat dit meer kwaad dan goed doet. b. Het gebruik van de schoonste paarden voor rij- en trekpaard. Waar dit plaats heeft, worden juist die paar den aan de voortteeling onttrokken en wordt' zij aan paarden van minder gehalte overgelaten. c. De vermeerdering der bevolking en van hare behoef ten aan vervoermiddelen. Met den invoer van paarden van elders, schijnt de aanwas van den paardenstapel geen gelijken tred te houden met de vermeerdering der bevolking. d. De kruising van paarden van het inheemsche ras met die van elders aangevoerdwanneer de rassen door verschil lende oorzaken weinig of geene punten van overeenkomst hebben. De smaak van velen eischt hooge paarden; maar men let daardoor vaak meer op taille dan op deugdzaamheid, zoodat de kruising van twee weinig of niets op elkander gelijkende rassen meer aan het toeval wordt overgelaten, in plaats van dat daarbij sprake is van eenig stelsel van paring. e. De paring van te jeugdige paarden. f. Het te vroeg in dienst stellen van paarden. q. Het vorderen van te zware diensten van drachtige en zoogende merriën. Men denke slechts aan het gebruik dezer merriën als pikolpaarden. h. Het te vroeg gewennen aan vermoeienissen van de jeugdige veulens. Tot op zekeren leeftijd volgt het veulen overal zijne moeder. Als de moeder, nadat zij geworpen heeft, te spoedig den gewonen arbeid moet hervatten, is dit ook voor het veulen, dat groote afstanden over slechte wegen moet afleggen, van den nadeeligsten invloed. i. De slechte verzorging en ruwe behandeling van paar-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 330