25
moet worden opgelost. En het antwoord daarop is:
a. In streken, die niet te hoog gelegen zijn, omdat,
zoodra de daar geboren veulens in de lagere landen af
dalen, de percentsgewijze sterfte onder deze dieren groo-
ter is.
b. In streken, waar men de schoonste merriën vindt.
Valleien, door hooge bergen ingesloten, zijn niet ge
zond; wel daarentegen breede vlakten, waar de wind
niet onderschept wordt. Strekendie nabij uitgestrekte
watervlakten en bosschen zijn gelegen, worden evenmin
geschikt geacht voor de plaatsing van stationsomdat
de lucht er vochtig is en de paarden door vochtigheid een
weeken huid verkrijgenhetgeen nadoclig is vochtigheid is
ook eene medewerkende oorzaak van droes. Vooral moe
ten daarom de stations evenmin bij moerassen worden
geplaatst daar de lucht er met onzuivere bestandeden
bezwangerd wordt, en ook de bodem er week is en een
weeke bodem weeke hoeven van paarden doet ontstaan.
De harde, steenachtige gronden zijn daarentegen welaan
te bevelen; daar vindt men ook voedzamer grassoorten.
Men kieze danzoo mogelijkterreindeelendie het ge-
heele jaar door gras opleveren. Daarbij houde men even
wel in het oog, dat, wanneer eene overvloedige graspro
ductie een der vereischten voor de stations isvette wei
den niettemin eerder nadeelig dan voordeelig zijn. Over
vloedig gras wil daarom alleen zeggen, dat men nimmer
of zoo weinig mogelijk grasgebrelc moet kennen; maar
Zie: Le röle des vcnts dans les climats chauds. Revue des deux
mondes, 15 Mai 1875.
(f) Sterke hoeven zijn door alle tijden lieen voor een paard van over
wegend belang geweest. Reeds Xenophon schreef voor, dat, ten einde
do hoeven der paarden te hardende bodem waarop zij werden rond
geleid, met keisteenen ter grootte van eene vuist moest worden bedekt.
Zie Pessonneaux. Oeuvres de Xenophon, chap. Ill, de l'équitation.