386 en strekte zich verder uit langs den drogen loop van het zelfde kanaal tot aan de rivier, als een wal geflankeerd door halfcirkelvormige bastions. De tweede of middelste linie dekte klein Imambarah, de Mess, het paleis van de Begam en andere gebouwen. De belegerden hadden zich een ravijn, dat dit gedeelte van het terrein doorsnijdt, ten nutte gemaakt, en dit natuurlijke beletsel, waar zulks noodig wasaangevuld door een breede van verde digingswerken voorziene gracht. De derde linie omvatte de verdediging van die reeks van paleizen, hoven en ommuur de tuinen, bekend onder den naam van Kaiser Bagh, en te zamen het reduit van de geheele stelling vormende. De facen van deze stellingen waren door verdedigingswerken gedekt, terwijl de muren, poorten, deuren en vensters gebliudeerd en gecreneleerd, en daarenboven de straten en pleinen door barricaden afgesloten waren. De diepte der stad rondom den Kaiser Bagh scheen den belegerden eene genoegzame dekking toe tegen eiken aanval, die aan die zijde mocht gedaan worden. De voor de eerste linie liggende gebouwen van de Martinière werden door een belangrijke korps Sepoys bezet; deze waren door buitenwerken, waarvan eenige zeer sterk, gedekt. Het totale gebrek aan krachtige werkengeschikt om te beletten dat de landstreek aan den linkeroever der rivier bezet werdmaakte de zwakke zijde van dit stelsel van verdediging uit. Ver dragend geschut, aan de andere zijde der rivier opgesteld, kou de eerste linie in de lengte of in de flank beschieten. Campbell merkte dadelijk deze belangrijke fout in de verdediging op, en nam onverwijld zijne maatregelen om er gebruik van te maken. Na eene vrij hevige schermutselingwaarbij de voor posten der uit de Dilkoesha verjaagde Sepoys een ka non verloren, verliet Campbell het kamp van Bantara,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 395