399
de Engelscheu de overwinning behaalden en de oude
guerillero ernstig werd gekwetst. Deze verloor echter
den moed niet en door zijne zeldzame stoutmoedigheid
slaagde hij er inte ontsnappen aan de van het westen
afgezonden koloune; hij trok bij Ballah Ghaut den Gan
ges over, in spijt van de van Ghazipore en Patua afge
zonden stoomschependie hem den overtocht moesten be
twisten.
Eenmaal weder met zijne uitgeputte maar nog steeds
talrijke troepen op den rechter oever zijnde, was Koër
Singh spoedig in zijne erfelijke domeinen van Judgespore
teruggekeerd. Deze terugkomst dreigde in Neder-Ben-
galen op nieuw den half uitgebluschten vlam des opstands
te ontsteken. De toestand was hachelijk; de rijke dis-
trikten toch van Patna en Bihar, de voornaamste streken
van de opiumteelt in Bengalen, waren van alle middelen
van verdediging ontbloot, terwijl de weg van Judgespore
naar Calcutta slechts door de zwakke garnizoenen van
Arrah, Rannigunge en Barrackpore werd beschermd.
Men zond van Calculta per spoortrein in allerijl het
6e koninklijke regiment af, om de bedreigde distrikten
ter hulp te snellen. De mariue-landingsdivisiedie op
weg was om zich weder in te schepenkreeg order om
aan wal te blijven. Deze maatregelen bleken niet over
bodig te zijn geweest.
In den nacht van den 22en April had een gedeelte van
het garnizoen van Arrah, dat dicht bij Judgespore gelegen
is, zijne stellingen verlaten, ten einde de strijdkrachten
van Koër Si'ngh op te zoeken. Deze kleine expeditie
ongeveer 300 man sterk (150 van het 35e koninklijke
regiment, 50 zeelieden en 100 Sikhs), met 2 stukken ge
schut slecht onderricht en misschien slecht aangevoerd
werd te midden der bosschen door een overgroot aantal
vijanden overstelpt. De kommandant van den tocht, de