419 had men meer vestingen en minder strijdkrachten, meer wijkplaatsen en minder veiligheid. „Daar het open veld slechts bewoonbaar was rondom de versterkte plaatsenbouwde men er overalHet was daarmede gelegen als met Frankrijk ten tijde der Noor mannen, dat nooit zoo zwak is geweest als toen al zijn dorpen omringd waren met muren. „Zoo zijn al die naamlijsten van sterkten, die Justi- nianus doet bouwen en die geheele bladzijden van Proco- pius in beslag nemen, slechts gedenkteekenen van de zwakheid van het Keizerrijk." Yauban drukte dezelfde gedachte uit in 1687, toen hij aan den maarschalk de Catinat schreef: „Gij hebt gelijk met te zeggendat te veel vestingen in Frankrijk een ongemak zijn, dat men niet gewaar zal worden, zoolang men in staat zal zijn, aan te vallen zoowel als zich te verdedigenik ben dit ten volle met u eensen zoo er een groote oorlog uitbrak, zou het zeer te vreezen zijndat het reeds in den eersten veld tocht voor den dag kwam;" Naar aanleiding hiervan zal de heer Brialmont ons wel veroorloven een nog klemmender brief van den beroem den Franschen ingenieur aan te halen, omstreeks het zelfde tijdstip gericht aan Lodewijk XIYom hem de gevaren van dit steeds aangroeiend getal, door zijn mi nister begeerdevestingen te toonenen hem te herin neren dat het lot van een groote natie alleen beslist wordt op de slagvelden, niet rondom een versterkte stad. Trouwens dat was ook de meening van Napoleon en later van den generaal de Girardineen meeningdie een Italiaansch krijgskundig schrijver ruwer maar even juist heeft uitgedrukt door de stelling: „Als een volk stervende iszijn de monniken en de vestingen er bij.' Wat hiervan zij, geruimen tijd na Yauban werd, vol-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 428