42 len, als de omstandigheden van het oogenblik vorderen. Na 1 Januari 1877 zijn reeds twee wijzigingen der nor male formatie tot stand gekomendiewegens haar groot gewicht, niet onvermeld mogen blijven. Vooreerst de op richting eener ode compagnie bij het pupillencorps te Gombong, waarvoor de gelden beschikbaar gesteld werden bij de begrooting voor 1877, en ten andere de reorganisatie der bezetting van Borneo's Westerafdeeling, die zal leiden tot eene jaarlijksche besparing van f 82,000. Zij zal echter eene wijziging vorderen in de verspreiding der troepen over het kommandement, die voor eens eene uitgave van f 100,000 zal eischen ten behoeve van de inrichting van nieuw logies. In Tndië is voorts een voorstel aanhangig tot aanzien lijke inkrimping van het regiment cavalerie. Als uitbreidingen van eenig belang, na 1 Januari 1877 in de tegenwoordige formatie gebracht, moeten eindelijk nog genoemd worden de oprichting eener 4de compagnie genietroepen ten behoeve der bezetting in Groot-Atjeh en van een tweede tijdelijk depötbataillon (te Willem I). Plaatselijke indeeling. Behoudens eenige wijzigingen in de legering der troepen in Atjeh en de intrekking van enkele kleine posten van ondergeschikt belang op Java, ondergingen de standplaatsen der troepen geene verande ring dan die, welke geboden werd door de reorganisatie der veld- en bergbatterjjen. I)e ruimte te Salatiga werd namelijk te gering voor do aldaar gestationeerde zware veldbatterij (2de compagnie)die naar Banjoebiroe over ging en vervangen werd door de te dier plaatse gele gerde 5de compagnie, eene lichte veld- eii bergbatterij. Aanvulling. De aanvulling der officierscorpsen van liet leger in Indië kwam, sinds de indiening van het vorig

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 53