105 verzekerdhierdoor spoedig zijne troepen geheel be schikbaar te hebben zette hij zijn tocht naar Jansi voort. Het Indische bestuur hechtte veel waarde aan den spoedigen val van deze plaatswelke met recht als het brandpunt van den opstand in Middel-Indië be schouwd werd. De verdediging was met de meeste zorg voorbereidhet geheele terrein rondom de stad was effen gemaakt, zoodat de aanvallers zich nergens kon den dekkenterwijl van de citadeldie de stad be- heerschte, de vlag van de Rani wapperde. De stad zelf, die een omtrek van vier mijlen had was beveiligd door een van schietgaten voorzienen muur van vijf en twin tig voet hoogte, terwijl op gelijke afstanden van elkander gelegen en met zwaar geschut bewapende bastions de weer baarheid verhoogden. Bij het naderen der Engelschen werd aan de verdediging de laatste hand gelegd en kon men de inlandsche werklieden waarnemen, die op den muur juist een batterij hadden aangelegd. Al deze wer ken werden door ongeveer 11000 man verdedigd, be. staande uit Sepoys en oorlogszuchtige stammen, die allen aangemoedigd waren door de aanwezigheid van de Rani van Jansi, een moedige en bloeddorstige vrouw, die een der voornaamste aanleggers van de moorden in de maand Juni was geweest en daardoor niets van de genade der Engelschen te hopen had. Doch het gevaar dreigde niet alleen uit de stad zelf; men wist bij geruchte dat Tantiaïopi, een der meest ontwikkelde eii geduchte hoofden, eenigen tijd geleden Jansi verlaten had om hulp van buiten te zoeken. De aanwezigheid te Calpi van het contingent van Gwalior, dat zich na door Campbell verslagen te zijn, weder aan de boorden van de Jamoena had verzameld, gaf aan dit vertrek een groote beteekenis. Er waren dus groote bezwaren te overwinnen, doch Rose was de man niet om zich terug te trekken

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 111