113 tigste sterkten van den opstand in zijne handen gevallen was, zoo was het werk der beteugeling daarmede nog niet ten einde gebracht. Een korte tijd van rust was evenwel dringend noodig. De vermoeienissenziekten ontberin gen en de in de laatste gevechten geleden verliezen hadden de twee zwakke brigades van Rose zeer doen verminderenwaarom hij ze dan ook een welverdiende rust gunde en zich den besten tijd van de maand April ten nutte maakte om zijn verdere plannen voor te be reiden. De verbondenen bleven van hun kant niet werkeloos. Ofschoon in honderd gevechten geslagen en van hunne versterkingen beroofdwaren hunne officieren en soldaten evenwel beslotennog eens de kans der wapenen te wagen. De moedige Rani, Tantia Topi en Rao Sahib broeder van den Nana, hadden hunne bezittingen en strijdkrachten ver- eenigd en door hunne pogingen herstelde het leger van den Peïshwah zich onder de muren van Oalpiwaarvan de vaan des opstands wapperdemet wonderbaarlijke snel heid van de geleden verliezen. De vesting Calpidie, op den rechteroever van de Jamoena gelegen den weg van Jansi naar Cawnpore bestreek, was het laatste bolwerk van den opstand, zoodat, onmiddellijk na den val dier ver sterking, de gemeenschap tusschen het leger van Camp bell en dat van Middel-Indië hersteld zou zijn. Alvorens weder op marsch te gaan, moest Rose nog maals zijne zwakke strijdkrachten verminderen door eene voldoende bezetting te Jansi achter te laten. Hierna her vatte hij den 26en April zijne operatiën. Sedert de helft dier maand reeds doorliepen vliegende kolonnes de land streek en maakten zij zich van de kleine versterkingen meester, ten einde den weg van Jansi naar Calpi schoon te houden. Het jaargetijde en de aard van het terrein wa ren niet gunstig voor troepen-bewegingen. De streek, door 8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 119