120 aanrukten en niet naar den Gauges trokken en Rose zond een gedeelte zijner troepen onder den brigadier Stuart tot hulp van den Maharadja af. Deze versterking kwam echter te laat en weldra was men te Calpi bekend met den geheelen omvang van het onheil, dat Scindia te Bahadoer- pore was overkomen. Men vreesde voor ernstige ver wikkelingen het was toch mogelijk dat door het welslagen van Tantia Topi het contingent van Holkar eveneens de wapens tegen zijn chef zoude keeren en Indore in naam des opstands in bezit zoude nemen. Waar waren strijd krachten te vindensterk genoeg om de Nahratten van Decan en Haïderabad te beletten, zich bij den opstand aan te sluiten en de vaan der Peïshwahs te volgen Het overwicht der Engelschen in Middel-Indië was op nieuw ernstig bedreigd. De militaire autoriteiten in Noordelijk-Indiëvan het ongeval van Scindia onderricht, haastten zich verster king naar de plaats des onheils af te zenden. Het 3° re giment Europeesche fuseliers van Bengalen werd dadelijk van Agra naar de Chambal gedirigeerdeeue kolonne die onder den brigadier Smith, Bandelkhaud doorkruiste, ontving last naar het noorden op te rukkende brigadier Robert Rapier trok met versterkingen over Calpi naar Gwalior, en den 6en Juni kon Rose zich aan de oevers van de Jamoena aan het hoofd zijner voorhoede stellen. Den 16°" Juni vereenigden de twee brigades zich te Indorkiaan de boorden van de Seinde, terwijl 's avonds de. brigadier Napier met zijne versterking bij het hoofd kwartier aankwam. Deze generaal-officierdie aan de twee belegeringen van Lucknow een roemrijk aandeel had genomen en zich later in den oorlog met Abyssinië zoude onderscheiden, aanvaardde liet bevel over de tweede bri gade, daar de brigadier Stuart wegens ziekte zijne betrek king had moeten nederleggen. De van Agra afgezonden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1878 | | pagina 126